Ordinantie voor het pastoraat.

 

VIII. Bijstand in het pastoraat.

Artikel 38.

Vicarissen.

Een vrouwelijk lidmaat, die de, in het zevende lid van art. 8 van de ordinantie voor de opleiding en vorming van de dienaar des Woord bedoelde, proefpreek heeft gehouden, is benoembaar tot vicaris en, zo zij in een gemeente door de kerkeraad tot bijstand in het pastoraat als vicaris is aangesteld, bevoegd tot de werkzaamheden, die krachtens het tweede en derde lid van art. 37 dezer ordinantie, aan een hulpprediker zijn toebetrouwd, nadat zij voor de kerkeraad der gemeente, die haar aanstelt, de belofte heeft afgelegd, dat zij haar werk getrouw zal verrichten, daarbij zich zal bewegen in de weg van het belijden der Kerk en zich zal onderwerpen aan de regelen, in de orde der Kerk gesteld.