Artikel 37.
Hulppredikers.
De hulpprediker, die blijk geeft om andere redenen, dan die welke zouden leiden tot het toepassen van een bijzonder middel ter handhaving van de kerkelijke tucht, voor de verdere waarneming van zijn bediening ten enenmale ongeschikt te zijn, kan op voordracht van de raad voor de herderlijke zorg door het breed moderamen der synode, de kerkeraad, de hulpprediker en de betrokken meerdere ambtelijke vergaderingen gehoord, van zijn bediening ontheven worden, met inachtneming van een wachttijd van één jaar, gedurende hetwelk hij zijn salaris blijft ontvangen.