Ordinantie voor de opleiding en vorming van de dienaar des Woords en voor de theologische arbeid der Kerk.

 

I. Opleiding en vorming.

Artikel 3.

De kerkelijke hoogleraren.

Een kerkelijk hoogleraar kan geen zitting hebben in een vertegenwoordigend lichaam van de staat, noch enige staatsrechtelijke functie vervullen, noch enige nevenbetrekking, waaraan regelmatige inkomsten zijn verbonden, dan met toestemming van het breed moderamen der synode, de commissie voor het theologisch hoger onderwijs gehoord, waarbij dat moderamen tevens beslist, of de hoogleraar geheel of ten dele op non-activiteit wordt gesteld.