Artikel 5.
Het onderzoek naar de geschiktheid voor het predikambt.
Aan hem, die naar het oordeel van de kerkelijke hoogleraren de aanvankelijke geschiktheid tot het predikambt of vicariaat mist of op een later tijdstip van de vorming blijk geeft deze geschiktheid toch niet in voldoende mate te bezitten, wordt daarvan — indien de commissie voor het theologich hoger onderwijs dit inzicht deelt — door deze commissie mondeling mededeling gedaan.