|330|
1)
„Een uit hen, een wetgeleerde heeft gevraagd, hem verzoekende en
zeggende: Meester, welk is het groote gebod in de Wet?
En Jezus zeide tot hem: gij zult liefhebben den Heere Uwen God,
met geheel Uw hart en met geheel Uwen ziel en met geheel Uw
verstand. Dit is het eerste en groote gebod.
En het tweede, daaraan gelijk, is: gij zult Uwen naaste
liefhebben als U zelven.
Aan deze twee geboden hangt de gansche wet en de Profeten”.
Mattheus XXII: 35-40.
1) Voordrachten gehouden op uitnoodiging van het Leidsch Universiteitsfonds op 24, 31 Januari en 14 Februari 1934.