B6 de ambten

Consideratie classis Enschede
De classis Enschede geeft in overweging in de kerkorde een bepaling op te nemen over geheimhouding. Enschede wijst er op dat in de arbeidsvoorwaardenregeling kerkelijke en missionaire werkers daarover een bepaling is opgenomen, maar dat voor het overige, voor zover bekend, niets is geregeld.

Preadvies deputaten
1. In de diverse kerkgemeenschappen wordt met het thema ‘vertrouwelijkheid en geheimhouding’ in kerkordelijke zin verschillend omgegaan.
De Dordtse Kerkenordening heeft hierover nooit een bepaling gekend.
De PKN kent Ordinantie 4.2, die luidt:
“1. Zij die een ambt dragen, zij die een dienst of functie vervullen en zij die vanwege gemeente of kerk een taak vervullen, zijn geheimhouding verplicht ten aanzien van alle zaken die hun in hun uitoefening van hun ambt, dienst, functie of taak ter kennis komen en een vertrouwelijk karakter dragen.
2. Deze geheimhoudingsplicht blijft bestaan nadat hun ambt, dienst, functie of taak is beëindigd.”

De CGK kent een geheimhoudingsregeling voor predikanten via de Gedragscode voor predikanten (Bijlage 43 bij de Kerkorde CGK (editie 2011). Bovendien voorzien de bevestigingsformulieren zowel voor ouderlingen en diakenen als voor predikanten hier in de volgende vraag: “Belooft gij uit liefde tot Christus en Zijn gemeente uw ambt getrouw te bedienen en de vereiste geheimhouding te betrachten ten aanzien van wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis wordt gebracht?”
Ook in de Gedragscode voor ambtsdragers en kerkelijk werkers in de NGK is een bepaling over geheimhouding en vertrouwelijkheid opgenomen.
2. De ambtelijke geheimhouding is tot dusver in onze kerken inderdaad niet officieel
kerkelijk geregeld: niet in de kerkorde, niet in het Bevestigingsformulier, niet in het Ondertekeningsformulier. Wel is er in november 2010 door de Vereniging van predikanten een Beroepscode voor predikanten aangenomen, die verwant is aan de Gedragscode bij de CGK. Art. III-8 van de Beroepscode kent de volgende regeling voor geheimhouding:
“8. Een predikant zwijgt over wat hem in vertrouwen gezegd is.
a. Wanneer hij de gewoonte heeft zaken uit zijn ambtsdienst te delen met zijn echtgenote, moeten gemeenteleden daarmee op de hoogte zijn.
b. Zonder toestemming van betrokkenen mag hij vertrouwelijke informatie ook later niet openbaar maken (memoires).
c. Hij draagt er zorg voor dat ook via zijn archief zulke informatie niet bij derden komt.
d. Ook niet-vertrouwelijke informatie mag een predikant niet zomaar doorgeven, tenzij dit een opbouwend doel dient.
e. Wanneer op bijbelse of kerkordelijke gronden de zorg voor iemand gedeeld moet worden met een of meer andere ambtsdragers of met gemeenteleden, mag vertrouwelijke informatie worden doorgegeven. Betrokkene moet daarvan vooraf in kennis gesteld worden, en de gemeente moet met dit recht bekend kunnen zijn. Ook bij niet-vertrouwelijke informatie moet de predikant zo mogelijk aan betrokkene melden wat hij wil doorgeven (bijvoorbeeld aan een opvolger). Hierbij moet hij terughoudend handelen; in twijfelgevallen moet hij advies vragen aan een onafhankelijke raadgever (bijvoorbeeld een collega).
f. In het kader van advisering, intervisie of supervisie mag een predikant vertrouwelijke informatie geanonimiseerd delen met derden, mits dezen evenals hij een geheimhoudingsplicht hebben.
g. Alleen in uitzonderlijke gevallen geldt de zwijgplicht niet en kan er zelfs sprake zijn van meldingsplicht. Daarbij betreft het bijvoorbeeld situaties waarin het zwijgen gewetensnood met zich meebrengt of ernstige schade toebrengt aan een ander, terwijl alleen het doorbreken van dit zwijgen de schade zou kunnen wegnemen, verminderen of voorkomen.
h. Bij doorbreking van de zwijgplicht moet ernaar gestreefd worden dat dit plaatsvindt met medeweten van de betrokkene, en met zoveel mogelijk terughoudendheid.”

|7|

3. Op de GS Harderwijk 2011-2012 is gesproken over de status van deze Beroepscode. Toenmalige deputaten Dienst en Recht stelden voor naar de Beroepscode te verwijzen in de nieuwe kerkorde, in die zin dat de predikant zich in de uitoefening van zijn werk zal houden aan de Beroepscode voor predikanten. De synode heeft dit niet aanvaard, maar besloten “met waardering kennis te nemen van het formuleren en vaststellen door de Predikantenvereniging van de beroepscode voor predikanten” (Acta art. 31-besluit 2).
4. De model-Arbeidsvoorwaardenregeling Kerkelijk Werkers van het SKW (versie 2014) kent een algemene formulering van de geheimhoudingsplicht, die veel in het reguliere arbeidsrecht wordt aangetroffen:
“De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.”
5. Deputaten onderkennen dat er wel een kerkelijke verantwoordelijkheid ligt om de vertrouwelijkheid en geheimhouding t.a.v. zaken in de kerken die daarom vragen, goed te regelen. Tegelijk is het een complexe materie.
Er is een veelheid aan personen bij betrokken: niet alleen predikanten, maar ook ouderlingen en diakenen; niet alleen ambtsdragers, maar ook kerkelijk werkers en andere functionarissen in de kerk (denk aan zusterhulp, bezoekbroeders, scriba’s, DAO’s, deputaten, etc.). En natuurlijk vaak en in de eerste plaats gemeenteleden zelf!
De pastorale basisverhouding tussen een gemeentelid en ambtsdrager kan in geding zijn: de openheid van de pastorant, het vertrouwen dat in een ambtsdrager kan worden gesteld, het zorgvuldig omgaan met elkaar in de zin van het 9e gebod.
Het gaat ook niet alleen om personen, maar ook om de kerkelijke vergaderingen als zodanig. Vertrouwelijkheid en geheimhouding heeft dus ook te maken met het thema besluitvorming, dat in F71 van de nieuwe kerkorde aan de orde is.
Bovendien is er een veelheid aan casusposities denkbaar, tussen individuele gemeenteleden en ambtsdragers/andere kerkelijke functionarissen, maar ook tussen ambtsdragers onderling, tussen ambtsdrager en kerkenraad, tussen kerkenraad en gemeente, etc.
Het onderwerp heeft uiteraard ook alles te maken met communicatie: wat is de grens tussen geheimhouding en doofpotcultuur?
En dan hebben we het nog niet gehad over het al dan niet bestaan van een verschoningsrecht in hetzij kerkelijk-rechtelijke hetzij statelijk-rechtelijke procedures.
We verwijzen hier o.a. naar K. Harmannij, Ambtsgeheim (Dienst 1998, nr. 6); A. Kramer, Het ambtsgeheim binnen de kerkenraad (2009); D.H.J. Steenks, Tussen ons gezegd en gezwegen. Over het ambtsgeheim van predikanten (scriptie 1999) en A.L. Veerman, Geheimhouding: dienst aan de ander (Confessioneel).
6. Het mag duidelijk zijn dat we dit niet ‘even’ allemaal via de kerkorde regelen. Deputaten hebben zich afgevraagd of hier nog een taak ligt in deze late ronde van consideraties over de HKO in eerste lezing. Toch is dit wel de kans om een ‘kapstok’ in de kerkorde op te nemen, waar nadere regelingen omtrent vertrouwelijkheid en geheimhouding aan kunnen worden opgehangen.
7. Vanwege de zojuist beschreven breedte van de thematiek komt het minder juist voor de geheimhouding alleen aan de ambtsdragers te koppelen, ook al hebben we het in ons spraakgebruik vaak wel snel over het ‘ambtsgeheim’. Het is ook niet een zaak die specifiek aan de kerkelijke tucht is gekoppeld; ook zonder toepassing van kerkelijke tucht zijn er allerlei pastorale of diaconale situaties aan de orde waar vertrouwelijkheid en geheimhouding een belangrijke rol speelt. Deputaten menen verder dat het thema het meest kerkordelijke aandacht verdient in de context van de plaatselijke gemeente. Meerdere vergaderingen en hun deputaten kunnen zo nodig respectievelijk desgewenst hun eigen voorzieningen treffen.

|8|

8. Dit brengt ons er toe een extra bepaling op te nemen in hoofdstuk C, waar het op zorgvuldige wijze omgaan met vertrouwelijke kennis goed past in C49 over het onderlinge samenleven in de gemeente. In de formulering ontlenen we veel aan de bovengenoemde Ordinantie van de PKN.

Voorstel deputaten
Aan C49 een nieuw lid C49.3 toevoegen, onder vernummering van het huidige C49.3 en C49.4 tot C49.4 en C49.5:

C49.1 De gemeenteleden zien als leden van het lichaam van Christus in liefde naar elkaar om en dienen elkaars heil en welzijn in woord en daad.
C49.2 De ambtsdragers en gemeenteleden dragen ieder voor hun deel bij aan de pastorale en diaconale zorg in de gemeente.
C49.3 De ambtsdragers en overige werkers in de kerk nemen de vereiste geheimhouding in acht ten aanzien van de zaken die hun in de uitoefening van hun ambt, dienst, functie of taak ter kennis komen en die een vertrouwelijk karakter dragen.
C49.4 De kerken treffen voorzieningen voor pastoraat in bijzondere situaties, zoals voor mensen met een bijzondere beperking en leden die voor enige tijd in het buitenland verblijven.
C49.5 De kerk is met Woord en gebed rond het sterven van een gemeentelid aanwezig.