|41|

Bijlage 2: Reactie van Deputaten diaconale zaken inzake art. B25 en B29

 

Als Generaal Diaconaal Deputaatschap hebben we kennis genomen van de vast te stellen tekst van de nieuwe Kerkorde voor onze kerken. Naast veel waardering voor en instemming met de nu voorliggende, door uw deputaatschap voorgestelde tekst, is er bij ons verwondering over de afgenomen betrokkenheid van de diakenen op enkele bestuurlijke punten ten opzichte van hoe het vastgesteld is in de tot nu toe vigerende kerkorde. Hierbij noemen we de artikelen (nieuw) B25 (lid 3 en 4), B27 en B29 (lid 3). Deze afgenomen betrokkenheid van de diakenen op de genoemde punten heeft tot gevolg dat de diakenen nog minder dan in de tot nu toe geldende kerkorde (indirect, of zelfs als uitzondering) in de meerdere vergaderingen in het kerkverband vertegenwoordigd zijn en ook in de besluitvorming op plaatselijk niveau zelfs waar het hun eigen plek en werk aangaat (talstelling, non- actief stelling, verantwoordelijkheid voor het (gezamenlijke) ambtswerk en materieel beleid van de gemeente) steeds meer buiten spel lijken te geraken.
Daarnaast ontvangen we als deputaatschap geluiden uit de kerken dat de indruk zou kunnen ontstaan dat voor deze afgenomen betrokkenheid van de diakenen gekozen is om des te meer de weg vrij te maken voor het toelaten van vrouwen in het diakenambt.
Een derde aandachtspunt wat ons betreft is dat niet aangetoond is (in gronden bij de voorstellen met betrekking tot de nieuwe kerkorde) waarom op deze wijze de betrokkenheid van de diakenen een verbetering zou opleveren voor het kerkelijk samenleven.
En als vierde willen we graag opmerken dat de lijn van de tot nu toe vigerende kerkorde naar de nu voorgestelde nieuwe kerkorde niet alleen een toenemende spanning laat zien ten opzichte van de tekst van de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 30 (hieraan wordt in de memorie van toelichting wel gerefereerd, maar een echte ‘oplossing’ voor dit probleem wordt niet geboden), maar ons ook des te meer verwijderd van hoe de verhouding tussen de diakenen en de kerkenraad (en het al dan niet deel uitmaken van de kerkenraad door de diakenen) in de Nederlands Gereformeerde en de Christelijke Gereformeerde kerken, met welke kerken we zeker op diaconaal vlak maar ook overigens een groeiende verbondenheid meemaken. De diakenen/diaconie nog meer op afstand plaatsen van de kerkenraad maakt dat we als Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt op dit punt (nog) meer uit de pas gaan lopen, hetwelk voortgaande toenadering en groei in eenheid niet eenvoudiger zal maken.

Vanuit bovenstaande overwegingen stellen we u de volgende tekstwijzigingen voor:

Artikel B25 lid 3: De vergadering van kerkenraad met diakenen toetst, in direct overleg met de diakenen, de geschiktheid voor de ambten en let op redenen van verhindering.
Artikel B25 lid 4: De vergadering van kerkenraad met diakenen stelt ter verkiezing zo mogelijk een dubbel aantal kandidaten.
Artikel B27: Bij dringende noodzaak kan de vergadering van kerkenraad met diakenen bij wijze van tijdelijke ordemaatregel overgaan tot gehele of gedeeltelijke op non-actief stelling van een ouderling of diaken. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de vergadering van kerkenraad met diakenen van de naburige kerk.
Artikel B29 lid 3: Ten minste twee maal per jaar overleggen de kerkenraad en de diaconie over hun pastoraal en diaconaal ambtswerk in de gemeente. Deze vergadering van kerkenraad met diakenen is ook verantwoordelijk voor en over de materiële zaken van de kerk.

Daarnaast geven we u in overweging om opnieuw te kijken naar de (mogelijkheden voor) vertegenwoordiging van de diakenen in de meerdere vergaderingen. Het lijkt ons als deputaatschap wenselijk dat hier ruimte voor komt. Sterker nog, naarmate we typeringen als pastorale gemeente, missionaire gemeente en diaconale gemeente niet alleen steeds meer zien opkomen, maar ook steeds meer met elkaar verbonden en verstrengeld zien raken, lijkt het ons niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk dat de diakenen in de meerdere vergaderingen zelfstandig, dus niet (slechts) via de afvaardiging van ouderlingen, vertegenwoordigd zijn.