Als eerste taak is aan de ouderlingen toevertrouwd de zorg voor de gemeente als gemeenschap. In deze woorden beoogt de kerkorde te bewaren de essentie van de klassieke aanduiding dat de ouderling tot taak heeft ‘het vergaderen van de gemeente’. Omdat deze woorden gemakkelijk kunnen worden misverstaan, alsof ermee slechts bedoeld zou zijn het aansporen van de gemeenteleden om de kerkdiensten te bezoeken, is nu gekozen voor een bredere omschrijving.
Dat de ouderlingen medeverantwoordelijkheid dragen voor de bediening van Woord en sacramenten komt allereerst tot uitdrukking in de ambtelijke tegenwoordigheid in de kerkdiensten van de gemeente en wordt vooral zichtbaar in de handdruk die de ouderling van dienst geeft aan het begin van de kerkdienst. Maar
|137|
minstens zo belangrijk is dat er in de kerkenraad ook aandacht wordt geschonken aan de inhoudelijke bezinning op de verkondiging en de sacramentsbediening.
Naast de herderlijke zorg en het opzicht als taken die ouderlingen samen met de predikanten uitoefenen (zie de vorige paragraaf), wordt bij de ouderlingen in het bijzonder de nadruk gelegd op de toerusting van de gemeente. Men zou dat kunnen beschouwen als een moderne variant van de klassieke taak van de ouderlingen om de gemeenteleden te begeleiden bij de heiliging van hun leven.
Van de ouderlingen-kerkrentmeester wordt hier alleen de zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden genoemd en de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de registers (ord. 3-10-2). Uitvoeriger staan hun taken beschreven in ord. 11 (zie § 12.3.2).