Bij de predikanten worden allereerst de taken met betrekking tot de eredienst genoemd, samengevat in de uitdrukking ‘de bediening van Woord en sacramenten’ (ord. 3-9-1). Daartoe behoren de verkondiging van het Woord, het leiden van de kerkdiensten en de bediening van de sacramenten. Verder worden genoemd het afnemen van de openbare geloofsbelijdenis, het bevestigen van ambtsdragers, het inleiden in een bediening, het leiden van trouwdiensten en van kerkdiensten bij een begrafenis of crematie. De laatste diensten worden ‘diensten van rouwdragen en gedenken’ genoemd. Sommige van deze taken zijn uitsluitend aan de predikanten opgedragen, zoals valt op te maken uit ord. 5-5-2 (zie daarover § 7.6). Naast de primaire taak in de eredienst worden genoemd de catechese en de toerusting en — samen met de ouderlingen — de herderlijke zorg en het opzicht. Bij de herderlijke zorg, die meer omvat dan alleen huisbezoek, wordt het bezoeken van de gemeenteleden expliciet genoemd om het belang daarvan te onderstrepen als het gaat om de zorg voor de gemeente als gemeenschap.
Al is de predikant krachtens zijn ambt bevoegd buiten de eigen gemeente ambtswerkzaamheden te verrichten (zie de vorige paragraaf), dat wil nog niet zeggen dat hij of zij elders eigenmachtig kan optreden. Voor werk buiten de eigen gemeente moet er óf een verzoek zijn van de kerkenraad ter plaatse óf een opdracht van een meerdere vergadering óf in elk geval moet de plaatselijke kerkenraad daartegen geen bezwaar hebben (ord. 3-9-2).