Het hangt van het aantal vacatures en van het aantal namen op de verkiezingslijst af, of een verkiezing moet worden gehouden (ord. 3-6-5). Als er niet meer namen dan vacatures zijn, kan de kerkenraad de aanbevolen personen zonder meer verkozen verklaren. Als er meer namen dan open plaatsen zijn, is een verkiezing noodzakelijk. Het meest voor de hand ligt dat deze verkiezing plaatsvindt in een vergadering van stemgerechtigde leden, maar dat is niet voorgeschreven. Een andere mogelijkheid is een zogenaamde stembusverkiezing. Daarbij hebben stemgerechtigde leden de gelegenheid om (bijvoorbeeld in aansluiting op een kerkdienst) hun stembriefjes in een stembus te deponeren (zie § 5.1.1). Het bezwaar bij de laatste methode is dat het niet mogelijk is om op diezelfde dag een herstemming te houden als bij de eerste stemronde niet alle vacatures zijn vervuld.
Welke stemprocedure bij de verkiezing van ouderlingen en diakenen wordt gevolgd, wordt in de plaatselijke regeling bepaald (zie eveneens § 5.1.1). Om de gang van zaken concreet te maken, een voorbeeld waarbij er vijf vacatures
|131|
zijn voor ouderling en drie voor diaken. Er wordt in dit voorbeeld van uitgegaan dat de stemprocedure van ord. 4-5-3 van toepassing is verklaard.
Voor ouderling zijn door de gemeente drie namen ingediend en de kerkenraad heeft zelf nog één naam toegevoegd. In dat geval telt de verkiezingslijst voor ouderling vier namen, dus minder dan de vijf vacatures die moeten worden vervuld, en kunnen deze vier personen zonder meer tot ouderling verkozen worden verklaard.
Voor diaken zijn vier namen binnengekomen, de kerkenraad stelt zelf ook een naam voor: de verkiezingslijst voor diaken telt dus vijf namen, terwijl er slechts drie vacatures zijn. In dit geval moet er dus een verkiezing worden uitgeschreven, waarbij de gemeente uit de vijf kandidaten er drie moet kiezen. Alle stemgerechtigden vullen dus drie namen op hun stembriefje in. In een vergadering van 35 lidmaten komen er dus 105 stemmen binnen. De drie kandidaten met het hoogste aantal stemmen zijn gekozen, als ze tenminste een meerderheid hebben behaald (in dit geval dus 18 van de 35 stemmen).
Bij de eerste stemming heeft A 35 stemmen, B 34 stemmen, C 17 stemmen, D 10 stemmen en E 9 stemmen. Daarmee zijn A en B direct verkozen (ze hebben elk tenminste 18 stemmen). Voor de derde vacature moet een herstemming plaatsvinden, omdat C, D en E geen 18 stemmen hadden verkregen. Bij de herstemming gaat het tussen de twee kandidaten die bij de laatste stemming de meeste stemmen hadden behaald, dus tussen C en D. Als C deze keer 17 stemmen krijgt en D 18, is de laatste gekozen tot diaken.
Als in hetzelfde voorbeeld de stemverhoudingen waren: A 23 stemmen, B 22 stemmen, C 21 stemmen, D 20 stemmen en E 19 stemmen, hadden alle vijf kandidaten een meerderheid. In dat geval zijn de drie kandidaten met het hoogste aantal stemmen (dus A, B en C) bij de eerste stemming verkozen. Als A en B achteraf zouden bedanken, zouden in dat geval door de kerkenraad D en E kunnen worden verkozen verklaard zonder dat daarvoor nieuwe stemming nodig is. Ook zij beiden hadden immers bij de eerste stemming een meerderheid verkregen.
Twee uitzonderingen op de regel.
1. Verkiezing via dubbeltallen.
De bepaling van ord. 3-6-6 maakt verkiezing via dubbeltallen
mogelijk. In dat geval neemt de kerkenraad kennis van de
aanbevelingen die zijn binnengekomen (er moeten altijd
aanbevelingen worden gevraagd!) maar stelt hij zelf een dubbeltal
op — voor elke vacature afzonderlijk — waaraan de gemeente bij de
verkiezing gebonden is. De kerkenraad kan daarbij afwijken van de
aanbevelingen die zijn ingediend. Van deze methode, waarbij de
kerkenraad een duidelijk sturende bevoegdheid heeft verkregen,
kan worden gebruikgemaakt als de stemgerechtigde leden van de
gemeente de kerkenraad daartoe gemachtigd hebben. Deze machtiging
geldt voor een periode van ten hoogste zes jaar. Daarna kan de
gemeente desgewenst een nieuwe machtiging verstrekken.
|132|
Als er geen enkele aanbeveling binnenkomt, kan er van worden
uitgegaan dat de gemeente geen geschikte kandidaten voor het ambt
kan noemen. In dat geval zal de kerkenraad zelf — al dan niet
door een verkiezing via dubbeltallen — in de vacature hebben te
voorzien.
2. Ouderlingen en diakenen met een bepaalde opdracht.
In een gemeente met wijkgemeenten worden ouderlingen en diakenen
met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente als geheel
rechtstreeks gekozen door de algemene kerkenraad (ord. 3-6-7).
Ook nu worden de gemeenteleden in de gelegenheid gesteld namen in
te dienen. Van deze mogelijkheid kan gebruikgemaakt worden
bijvoorbeeld om een evangelisatieouderling of een jeugddiaken
voor de gemeente als geheel te verkiezen, maar ook voor de
verkiezing van ambtsdragers ten dienste van een modalitaire
minderheid in de gemeente.
Na elke verkiezing wordt (stilzwijgende) goedkeuring van de gemeente gevraagd (ord. 3-6-8). Daarvoor worden de namen van degenen die gekozen zijn aan de gemeente bekendgemaakt. Deze bekendmaking vindt in de regel plaats door middel van een afkondiging in de kerkdienst en/of via het kerkblad. Als er bezwaren zijn, moeten die uiterlijk één week na de bekendmaking worden ingediend. Anders dan bij de verkiezing van een predikant kunnen er nu bezwaren zijn tegen de procedure én bezwaren tegen de persoon (ord. 3-6-9).
De kerkenraad is verplicht een bezwaarschrift binnen twee weken door te zenden (ord. 3-6-10). Hij kan zelf proberen de bezwaren uit de weg te ruimen, maar het bezwaarschrift kan niet worden tegengehouden. Het bezwaarschrift wordt dus doorgezonden tenzij de kerkenraad de bezwaarde binnen deze twee weken heeft weten te overtuigen en de bezwaarde zelf schriftelijk de klacht heeft ingetrokken. Het is dus aan de ‘klager’ om te beoordelen of het bezwaar is weggenomen, niet aan de kerkenraad.
Een bezwaar tegen de gevolgde procedure kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het feit dat er aan de stemming personen hebben deelgenomen die niet stemgerechtigd waren, of dat er over personen mondeling werd gestemd ondanks bezwaar uit de vergadering. Het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen doet bij een dergelijk bezwaar einduitspraak, zodat daartegen geen beroep kan worden ingesteld.
Als de bezwaren de persoon van de gekozen ambtsdrager betreffen, moeten de bezwaren door de kerkenraad worden doorgezonden naar het regionale college voor het opzicht. Als het bezwaar door dit college ongegrond is verklaard, is daarmee de zaak afgedaan. In dat geval is geen beroep mogelijk. Als het bezwaar wel gegrond is verklaard, zodat de verkozene niet in het ambt mag worden bevestigd, kan er wel beroep worden ingesteld bij het generale college voor het opzicht (ord. 3-6-10, waarbij de regels van ord. 10-11 worden gevolgd).