5.3.1 Voorbereiding en kandidaatstelling

Ord. 3-6-1 geeft aan wie verkiesbaar is tot ouderling, ouderling-kerkrentmeester of diaken. Dat zijn in principe de stemgerechtigde leden van de gemeente of de wijkgemeente. In elk geval zijn dat de belijdende leden, maar als de plaatselijke regeling daarin voorziet zijn dat ook de doopleden van 18 jaar en ouder (ord. 3-2-3) en eventueel de gastleden (G.R. gastlidmaatschap, art. 6-4). Zij zijn stemgerechtigd tenzij hun het kiesrecht is ontnomen als middel van kerkelijke tucht (ord. 10-9-6 sub c). Als men iemand wil kandidaat stellen die tot een andere gemeente of wijkgemeente behoort, is toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering nodig.

In de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland zijn geen bepalingen opgenomen ten aanzien van leeftijdsgrenzen van ouderlingen of diakenen. Er zijn evenmin beperkingen aangebracht met betrekking tot bloedverwantschap of aanverwantschap. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om daar met wijsheid mee om te gaan. Voorkomen moet worden dat de bevoegdheden in een gemeente berusten bij (de leden van) slechts enkele families. Ook is een goede spreiding van de leeftijden van de ambtsdragers in het belang van de gemeente. De kerkenraad maakt tijdig bekend in welke vacatures zal moeten worden voorzien en nodigt de gemeente uit om aanbevelingen in te dienen (ord. 3-6-3). De bevoegdheid om namen in te dienen is niet beperkt tot de stemgerechtigde leden. De aanbevelingen worden niet per vacature, maar per ambt ingediend. In de bepalingen zijn geen termijnen opgenomen. Dat betekent dat de kerkenraad er zelf verantwoordelijk voor is dat de gemeente ruimschoots gelegenheid krijgt om met aanbevelingen te komen. Een week lijkt daarbij wel het minimum.

|130|

Vervolgens maakt de kerkenraad voor elk ambt waarin één of meer vacatures zijn, een verkiezingslijst op (ord. 3-6-4). Dat gaat als volgt. De namen van verkiesbare personen die door tien of meer stemgerechtigde gemeenteleden voor een van de ambten zijn aanbevolen, komen zonder meer op de verkiezingslijst voor dat ambt. Het is aan de kerkenraad om te beslissen wat er gebeurt met de namen die door minder dan tien stemgerechtigde leden of door anderen zijn ingediend. De kerkenraad kan besluiten ze zelf toe te voegen aan de verkiezingslijst, maar is daartoe niet verplicht.

Die tien aanbevelingen kunnen tien afzonderlijke brieven zijn, maar één brief met tien geldige handtekeningen heeft dezelfde waarde. Wie op deze wijze door tien of meer stemgerechtigde gemeenteleden is aanbevolen, moet door de kerkenraad zonder meer op de verkiezingslijst worden geplaatst. De kerkenraad kan daarvan alleen afwijken als de aanbeveling een dooplid betreft die niet of nog niet onder de belijdende leden kan worden opgenomen. Bijvoorbeeld omdat hij of zij geen belijdend lid wil worden, of omdat de kerkenraad van oordeel is dat aan de toelating tot de openbare belijdenis van het geloof nog een bredere voorbereiding vooraf dient te gaan (ord. 9-4-1).

Als de kerkenraad kennis heeft genomen van de ingekomen namen, kan hij daarmee volstaan, maar een kerkenraad kan zelf ook een of meer namen aan de lijst toevoegen. Daartoe is elke kerkenraad bevoegd, ook als hij minder dan tien leden telt. Een besluit om een naam toe te voegen wordt genomen bij meerderheid van stemmen. Dus als in een kerkenraad van negen personen vijf van hen de naam van dhr. Jongeling op de verkiezingslijst voor ouderling willen plaatsen, kan daartoe met gewone meerderheid van stemmen worden besloten.