De verkiezing van een predikant vindt plaats in een vergadering van stemgerechtigde leden van de gemeente of de wijkgemeente (ord. 3-4-5). Deze vergadering van stemgerechtigde leden kan niet worden aangemerkt als een kerkelijk lichaam in de zin van ord. 4-4, zodat de quorumbepaling van ord. 4-5-4 op deze bijeenkomst niet van toepassing is (zie § 6.1.3). Men kan dus tot stemmen overgaan ook als minder dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is. In de plaatselijke verkiezingsregeling kan worden bepaald dat ord. 4-5-3 (stemming over personen) wordt toegepast bij de verkiezing van ambtsdragers (zie § 5.1.1). Meestal zal er één kandidaat aan de gemeente worden voorgesteld. In dat geval is een twee derde meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen vereist (ord. 3-4-6).
Voor de verkiezing van een predikant die met een bepaalde opdracht aan de gemeente als geheel is verbonden geldt een afwijkende regeling (ord. 3-4-8): in een gemeente met wijkgemeenten wordt deze predikant rechtstreeks door de algemene kerkenraad gekozen. Daarbij kan men denken aan een predikant voor het jeugdwerk van de gemeente als geheel, aan een missionair predikant of aan een predikant voor andere bijzondere taken in de gemeente.
Na de verkiezing maakt de kerkenraad de naam van de verkozen predikant aan de gemeente bekend om de (stilzwijgende) goedkeuring van de gemeente te verkrijgen. Deze bekendmaking zal in de regel door middel van een afkondiging in de kerkdienst en/of via het kerkblad geschieden. Als er bezwaren zijn, moeten die uiterlijk één week na de bekendmaking worden ingediend. Bezwaren die later binnenkomen, kunnen de beroepingsprocedure niet meer ophouden.
Deze bezwaren kunnen overigens alleen de gevolgde procedure betreffen. Bijvoorbeeld als de gemeente te laat of onvoldoende is ingelicht over de verkiezingsbijeenkomst, of als aan de stemming niet-stemgerechtigde gemeenteleden hebben deelgenomen. Als een bezwaar is ingediend, is de kerkenraad verplicht — binnen
|126|
twee weken — het bezwaar door te zenden aan het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Tegelijkertijd kan de kerkenraad ook zelf proberen de bezwaren uit de weg te ruimen. Als het bezwaarde gemeentelid daardoor van gedachten verandert en aangeeft dat het bezwaar niet meer behandeld hoeft te worden, kan het gemeentelid zelf alsnog zijn bezwaar schriftelijk intrekken. Het regionale college doet einduitspraak, dat wil zeggen dat er na deze uitspraak geen (hoger) beroep meer kan worden ingesteld (ord. 3-4-10 en 11).
Ord. 3-5 geeft niet de mogelijkheid om bezwaren tegen de persoon van de te beroepen predikant in te dienen. Het is voor gemeenteleden wel mogelijk om in de verkiezingsbijeenkomst aan te geven waarom men een bepaalde predikant niet geschikt acht voor de gemeente, maar een formeel bezwaar achteraf kan niet worden behandeld. Als iemand door de kerk beroepbaar is gesteld en door de gemeente verkozen is, is een ander orgaan van de kerk niet bevoegd om daarin in te grijpen omdat men de keuze niet verantwoord acht. Het is het recht van de gemeente om zelf haar ambtsdragers te verkiezen. Het ligt natuurlijk anders wanneer op iemand een middel van kerkelijke tucht is toegepast. In de regel zal een predikant die geschorst, losgemaakt of ontzet is (als bedoeld in ord. 10-9-7 sub b t/m d) ook geschorst worden in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht (ord. 10-9-6 sub c) en dus niet beroepbaar zijn.