Kerkorde GKN (2001)

• Inleiding
• 1. De ambten van de kerk
  • 1.I. Algemene bepalingen
  • 1.II. De dienaren des Woords
    • Art. 5.1
    • Art. 5.2
    • Art. 5.3
    • Art. 5.4
    • Art. 6.1
    • Art. 7.1
    • Art. 7.2
    • Art. 7.3
    • Art. 8.1
    • Art. 8.2
    • Art. 9.1
    • Art. 10.1
    • Art. 10.2
    • Art. 10.3
    • Art. 11.1
    • Art. 11.2
    • Art. 11.3
    • Art. 11.4
    • Art. 12.1
    • Art. 13.1
    • Art. 13.2
    • Art. 14.1
    • Art. 15.1
    • Art. 15.2
    • Art. 15.3
    • Art. 15.4
    • Art. 16.1
    • Art. 16.2
    • Art. 17.1
    • Art. 17.2
    • Art. 17.3
    • Art. 17.4
    • Art. 18.1
    • Art. 18.2
    • Art. 18.3
    • Art. 19.1
    • Art. 19.2
  • 1.III. De opleiding
  • 1.IV. De ouderlingen en de diakenen
  • 1.V. De instemming met het belijden
• 2. De vergaderingen
• 3. Het werk van de kerk
• 4. Het vermaan en de tucht
• 5. Betrekkingen van de kerk
• 6. Slotbepalingen
• Uitvoeringsbepalingen

 

TREFWOORDEN

Ontheffing van het ambt

VERWANT MET

Kerkorde GKN (1971) Art. 13