Hoofdstuk 1
Artikel 18
Indien een dienaar des Woords — door oorzaken gelegen bij zijn
gemeente, in zijn werk, bij hemzelf of in verschillende factoren
— zijn taak niet langer met stichting kan vervullen en er geen
reden bestaat tot het oefenen van kerkelijke tucht, kan de
desbetreffende kerkelijke vergadering hem ontheffen van zijn
ambtsuitoefening overeenkomstig de door de generale synode
vastgestelde bepalingen.
Gedurende de ontheffing van de ambtsuitoefening geniet de Dienaar
des Woords de rechten van een emeritus, en is hij beroepbaar.