Indien zich een geval voordoet van toepassing van art. 50 van het reglement op de predikantsplaatsen, zonder dat die zaak op 15 April 1951 in eerste aanleg is ten einde gebracht, wordt de behandeling daarvan overgenomen en naar de bepaling van art. 30 van ordinantie 13, onder gebruikmaking van de vóór 1 Mei 1951 bijeengebrachte stukken en gegevens, ten einde gebracht door het breed moderamen der betrokken provinciale kerkvergadering, met dien verstande, dat aan de betrokken predikant de keuze blijft tussen de beide financiële regelingen van art. 50 en van art. 30 voornoemd; terwijl een behandeling ter zake van hoger beroep, herziening of vernietiging aan de hand van art. 50 ingesteld, doch op 30 April 1951 nog niet afgedaan, wordt voortgezet en afgehandeld door de generale commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen, die alsdan een eindbeslissing geeft.