Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 2.

Het breed moderamen der generale synode treft vóór 31 December 1951 de maatregelen, die nodig zijn tot voortzetting en overschakeling van de arbeid — alsdan hetzij uitgaande van de brede moderamina der betrokken provinciale kerkvergaderingen, hetzij onder leiding van één of meer daartoe gevormde bijzondere commissies —
a. van de Commissie van Noord-Holland boven het Y met de ten behoeve van deze commissie werkzame predikant in algemene dienst,
b. van de regionale commissie voor het Zuiden,
c. van andere soortgelijke lichamen,
die tot aan de totstandkoming van deze maatregelen hun arbeid naar de op 30 April 1951 voor hen geldende bepalingen voortzetten.