Art. 75. Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar, of door verachting der kerkelijke vermaningen in het openbaar gekomen zijn, zal de verzoening (wanneer men genoegzame teekenen van boetvaardigheid ziet) in zulken vorm en manier geschieden als tot stichting van iedere Kerk door den Kerkeraad bekwaam zal geoordeeld worden. Of zij in bepaalde gevallen openbaarlijk geschieden zal, wordt, wanneer daarover in den Kerkeraad verschil is, in Kerken, waar maar één Dienaar is, met advies van twee genabuurde Kerken beoordeeld.

Kerkelijke vermaning moet alleen plaats hebben in geval van openbare zonden, ’t zij dan dat ze van nature openbaar zijn of

|117|

door verachting der kerkelijke vermaningen openbaar worden. Bij tucht toch worden de zonden vergeven, als ze beleden worden. Hier is dus sprake van de verzoening met de gemeente, omdat de zonde haar bekend werd; en die verzoening met de gemeente kan plaats hebben wanneer de kerkeraad genoegzame tekenen van boetvaardigheid ziet, en over de kentekenen der ware boetvaardigheid overeenstemming is.

Of de verzoening openbaar zal geschieden staat ter beoordeling van de kerkeraad. Is daarover verschil in een kerkeraad met één predikant, dan zal dat beoordeeld worden met advies van twee genabuurde kerken.
De kerkeraad beoordele elk geval naar de maatstaf van wat het meest tot Gods eer is, het meest dient tot stichting der gemeente en wat het meest tot heil van de boetvaardige is.
Heeft de verzoening plaats in het openbaar, dan stelle de kerkeraad een kort formulier op waarin uitkome, dat niet bestraffing maar verzoening het doel is.