Het beslotene zal vast en bondig gehouden worden tenzij…

Art. 31. Zoo iemand zich beklaagt door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, dezelve zal zich op eene meerdere kerkelijke vergadering beroepen mogen; en ’t gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten, zoo lang als dezelve door geene andere Generale Synode veranderd zijn.

Dit artikel handelt eerst over het recht van appèl, en ten tweede over het recht om de synode-besluiten te ratificeren, d.i. te bekrachtigen, te approberen.
In de tegenwoordige vorm komt dit artikel het eerst voor in de Acta der Nationale Synode van Middelburg en is een samenvatting van twee artikelen, Art. 4 en 8 uit de Acta der voorgaande Synode van Dordrecht 1578.
Men moet deze samentrekking van de twee artikelen niet uit het oog verliezen, anders zou men menen, dat dit artikel alleen spreekt van beslissingen in appèlzaken.

En het gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden.

De regel is, dat meerdere vergaderingen beslissen.
Hiermee nemen de Geref. Kerken positie tegen de Independenten.
Meerdere vergaderingen hebben het recht besluiten te nemen, welk recht haar gegeven is van de kerken bij gemeen-accoord. Het is dus afgeleid gezag. Een meerdere vergadering mag de

|79|

door haar ongegrond verklaarde besluiten ener mindere vergadering dan ook zo maar niet casseren, d.i. vernietigen, maar aanraden, met opgave van de gronden, waarop haar ongegrondverklaring berust, dat de mindere vergadering haar besluit intrekke.
Ook kan een classis of synode niet doen, „wat des kerkeraads is”, noch een onwillige kerkeraad afzetten; dat zou collegialistisch zijn, en niet naar Gereformeerd kerkrecht. Wel kan zij het kerkverband verbreken.

Heeft nu met het nemen van een besluit de meerdere vergadering het laatste woord gesproken en moet men zich altoos daaraan onderwerpen? Nee.
Op de belofte van vast en bondig te houden, zijn de kerken samengekomen, maar met één voorwaarde: tenzij, dat ze strijden met Gods Woord en de Kerkenordening.

Tenzij dat bewezen worde te strijden tegen Gods Woord.

’t Is duidelijk, dat, wanneer een kerk of een lid der kerk overtuigd is, dat een besluit met Gods Woord in strijd is, hij dat besluit niet voor vast en bondig kan houden, noch het uitvoeren.
Maar de bezwaarde moet daarvoor gronden kunnen aanvoeren en bewijs leveren aan de betrokken instantie, hetzij aan de synode of ook aan de kerken.
Wanneer een synode als meeste vergadering afwijkt van Schrift of Kerkenordening dan is er geen andere weg open dan zich te beroepen op de kerken zelf. „De besluiten worden gemeenschappelijk genomen en daarna gezonden aan de kerken, opdat deze kunnen onderzoeken of zij in overeenstemming zijn met Gods Woord en de Kerkenordening”. H. Bouwman.
Hangende dit onderzoek van de bijgebrachte bewijzen, kan de bezwaarde niet worden verplicht zich te conformeren en de onwettig geachte besluiten uit te voeren. Dat zou heersen zijn over de conscientie.

Is het bezwaar afgewezen en is de synode overtuigd, dat het besluit in overeenstemming was met het Woord Gods, dan kan haar niet worden betwist haar formeel recht gehoorzaamheid te vorderen.
De Synoden van 1943-1946 hebben van „tenzij” gemaakt, totdat een volgende synode ze terugneemt, maar dat is geen exegese van dit artikel, maar dat artikel elimineren.

Wat moet de bezwaarde nu doen als hij niet van ongelijk overtuigd is? Moet hij zich onderwerpen? Nee, dat mag hij niet. Een

|80|

besluit, dat in strijd is met Gods Woord is voor niemand geldig. Joh. Jansen schrijft bij dit art. (1e druk): „Wil dat zeggen, dat de appelant het moet bewijzen voor de meerdere vergadering?

Of wil het zeggen, tenzij iemand voor zich bewezen acht in strijd met Gods Woord. Dit laatste is het juiste antwoord en wel op de volgende gronden:
1e. omdat op die zelfde grond het reformatorisch verzet tegen Rome rustte, nl. dat de reformatoren bij zichzelf overtuigd waren, dat de Roomse leringen met Gods Woord in strijd waren;
2e. omdat wij geen kerkelijke conciliën, decreten of besluiten mogen gelijkstellen met de goddelijke Schrifturen Art. 7 Confessie;
3e. omdat Voetius ook zegt, dat een plaatselijke kerk, die gedwongen zou worden, uit te voeren een besluit, dat bevonden wordt met Gods Woord te strijden, desnoods uit het kerkverband moet treden, liever dan tegen Gods Woord en het geweten te houden”.

Of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten.

De synode stelde de artikelen van de kerkenordening vast en deze werden in de Acta opgenomen; men had in de 16e eeuw geen afzonderlijk gedrukte kerkenordening.
En aan de alzo vastgestelde bepaling van samenleving waren ze gebonden, ook de volgende synoden, totdat er weer verandering in gebracht werd.
Ook een synode staat niet boven het accoord van samenleving en mag dus evenmin als een mindere vergadering de fundamentele bepalingen voor de samenleving der kerken terzijde stellen, omdat die bepalingen gegrond zijn op Gods Woord.
Van een bepaling, b.v. dat de classis om de drie maanden vergaderen zal, kan moeilijk gezegd worden, dat ze gegrond is op Gods Woord maar als een classis haar vergadering 9 maanden uitstelt, handelt ze toch in strijd met de tussen de kerken gesloten overeenkomst.