Art. 74. Zoo iemand, van eene heimelijke zonde door twee of drie personen in liefde vermaand zijnde, geen gehoor geeft, of anderszins een openbare zonde bedreven heeft, zal zulks den Kerkeraad aangegeven worden.

De eis wordt gesteld, dat de vermaning in liefde zal geschieden. Als de weg van liefdevolle vermaning is bewandeld, moet de zondaar bij de kerkeraad worden aangeklaagd en zijn zonden bekend gemaakt, opdat de kerkeraad na onpartijdig onderzoek, na hoor en wederhoor, schuld of onschuld vaststelle.
Is het resultaat, dat de aanklacht ongegrond is, dan behoort de aanklager zijn aanklacht terug te nemen.
Blijft neen tegenover ja staan, dan kan de kerkeraad geen uitspraak doen. Eén van beiden heeft zijn consciëntie met een leugen bezwaard.
Is de schuld geconstateerd, dan treedt de kerkeraad met vermaning op; deze vermaning draagt een ambtelijk karakter.