|333|
Hiermede hebben wij de sacramenten behandeld: Heilig Avondmaal, Heilige Doop, Woordverkondiging (Vrijspraak), Huwelijk. Wij hebben gezien, dat ook deze sacramenten samenhangen, in den Doop is het Avondmaal, in beide de Verkondiging, en ook het huwelijk kan slechts sacramenteel worden begrepen, wanneer men het huisgezin vergaderd ziet rondom den Dis en gezeten onder het gehoor. Toch zijn zij alle vier zelfstandige handelingen. Wij moeten ze zien als een complex, maar in dat complex hebben ze hun eigen plaats.
Zulks geldt niet van andere sacramentele handelingen, welker bestaan of geldigheid wij niet ontkennen, doch die slechts zin hebben in aansluiting aan een der vier genoemde. Van de Bevestiging geldt dit heel in het bizonder, haar sacramentele betekenis is zeker niet geringer dan die van een der vier, maar alleen omdat zij een deel van den Doop is. Van de Bevestiging tot Dienaar geldt op iets groteren afstand hetzelfde: zij is de toepassing van den Doop in bizondere gevallen ter verlening van ambtsgenade. De Handoplegging is een sacramentale, dat wij telkens vinden in aansluiting aan de sacramentsbediening en dat slechts in direct verband met deze. Zo bij de Bevestiging, bij de Priesterwijding, ook bij andere bevestigingen, ook bij het Huwelijk1.
De Zegen is een sacramenteel woord, met handoplegging uitgesproken, dat het ganse sacramentcomplex: Doop, Verkondiging, Communie, besluit. Een typisch sacramentale, géén sacrament, maar wel met volle sacramentele kracht, géén gebed, maar volledige representatie van Gods heil2.
Van het gefixeerde zevental kunnen wij dus bijna alles plaatsen.
1 Verg. thans het zeer belangrijke artikel van
J.N. Bakhuizen van den Brink, De oplegging der handen tot het
Ambt, in Kerk en Eredienst III, 6, 1948.
2 Verg. J.K. van den Brink, Votum, Introitus, Zegen,
Baarn.
|334|
Alleen met het Laatste Oliesel weten wij geen theologischen raad, d.w.z. wij zien geen mogelijkheid het in zijn traditionelen vorm op het Offer van Christus te betrekken3. Daarmede is echter een lacune in onze theologie — en ook in de roomse — aangeduid. De opvatting van den mens als mens, psycho-physisch, in vol-bijbelsen zin, vindt bij ons geen sacramentele expressie. Toch is het onmogelijk den Bijbel, inzonderheid het N.T., tot ons te laten spreken zonder in zeer ernstige mate rekening te houden met Gods herscheppingswerk in de genezing van ziekten. Onze theologie heeft de genezingen eerst als „wonderen” buiten het verband van het grote wonder der herschepping gesteld, ze toen vergeestelijkend weggewerkt, en negeert ze thans. Dat kan zo niet doorgaan en er ligt een geweldige taak voor den theoloog-medicus gereed. Juist het essentiële verband tussen genezing en zondenvergeving, dat in het N.T. zo sterk naar voren komt, kan daarbij het uitgangspunt zijn. Onze verwaarlozing van dit punt heeft ons twijfelachtige zaken als Lourdes en Christian Science bezorgd, omdat de eenvoudige man weigerde zijn lichamelijkheid buiten God te stellen. Aan den anderen kant heeft het niet ontbroken aan mannen als de Blumhardts of ten onzent J.H. Gerretsen, die met de genezing in theologischen zin vollen ernst hebben gemaakt4. — Wij schrappen de Zalving der zieken dus niet. Maar wij kunnen haar op dit ogenblik niet wel theologisch behandelen.
Sacramenten en sacramentalia hebben alle hun theologische plaats in de Bediening van het Offer des Heren. Natuurlijk kan men hun aantal uitbreiden, zoals de roomse en de orthodoxe kerk doen. Uiterste soberheid is hier geboden en wij zullen geen sacramentalia kunnen aanvaarden, welke niet in de Heilige Schrift of in de direct uit de Heilige Schrift af te leiden Traditie gegrond zijn. — Dit heeft natuurlijk niets te maken met het sacramenteel karakter van den gansen eredienst en van het christelijk leven. In dien zin kan zelfs de kleinste handeling een sacramentale zijn, de beker koud waters aan den broeder gereikt.
3 Verg. boven blz. 317.
4 Ook de moderne, angelsaksische Healing services zijn
een poging in deze richting.