II. Bijzondere bepalingen.

Hoofdstuk III.
Het kerkelijk Bestuur over de Gemeenten te zamen.

Tweede afdeeling.
De Algemeene Synodale Commissie.

De predikanten en ouderlingen, leden dezer Commissie, benevens hunne secundi 1), worden benoemd door de Synode voor den tijd van drie jaren. 2) Telken jare treedt, met den dag op welken de gewone jaarlijksche vergadering der Synode; gesloten wordt, een derde gedeelte af, zijnde de aftredenden niet herkiesbaar dan na twee jaren. 3)
De President, Vice-president en Secretaris ter laatste Synodale Vergadering fungeeren ook bij deze Commissie als zoodanig.


1) De Syn. verklaarde in 1863 (Hand. bl. 59-60), dat een tot sec. reeds benoemde, als intusschen de tot primus benoemde bedankt, ook voor primus benoembaar is.
2) Een voorstel in 1893 om alle leden en de secundi jaarlijks door de Syn. uit hare leden te doen benoemen, is voorl. aangenomen, doch in 1895 teruggenomen.(Hand. 1893 bl. 381-388, 510-513, 544-549; 1894 bl. 371-374, 439, 565; 1895 bl. 79-84).
3) Een sec, die, naar art. 6 al. 3, primus-lid geworden is gedurende den diensttijd van den primus, is evenmin herkiesbaar. (Hand. 1870 bl. 27-28). Een sec, die nooit als primus is opgetreden, is, als hij door het aftreden van den primus opgehouden heeft sec te zijn, wel tot primus verkiesbaar. (Hand, 1886 bl. 80-81, 93).