De gewone Synodale Vergadering wordt, éénmaal ’s jaars, te ’s-Gravenhage 1) gehouden, aanvangende op den derden Woensdag in de maand Juli. 2) Deze tijdsbepaling kan niet worden veranderd, noch eene buitengewone vergadering der Synode beschreven, dan door de Synodale Commissie. 3)
1) De Wet op de Kerkgenootschappen (10 Sept.
1853) eischt in art. 5 de goedkeuring des konings voor de plaats
der vestiging.
2) Vroeger (Alg. Regl. van 1816) de eerste
Woensdag in de maand Juli; de Prov. Kerkbesturen vergaderden de
eerste Woensdagen van Mei, Augustus en October; de Class. Verg.
den laatsten Woensdag in de maand Juni. In de „voortgezette
vergadering” der Synode, 11 Febr. 1874, „ter behandeling van de
zaak der reorganisatie van Kerk en Kerkbestuur” werd de datum der
Synodale
|40|
vergadering bepaald op den derden Woensdag van de
maand Juli, en die van de verg. der Prov. Kerkbesturen op de
eerste Woensdagen van Mei, September en November. (Vervolg van de
Hand. der Alg. Syn. 1873/74 bl. 165-166). Dit had het voordeel,
dat de termijn tusschen de Class. Verg. en de verg. der Synode
ruimer werd genomen. (Hand. 1874 bl. 337, 364). Voorstellen om
den eersten Woensdag in Juli te herstellen werden
afgewezen in 1896, met het oog op den vacantietijd, die voor
verschillende afgevaardigden omstreeks half Juli begint; evenzoo
werden niet vastgesteld voorstellen om den dag der Syn. verg. te
bepalen op den laatsten Woensdag van Juni en
dien der Class. Verg. op den eersten Woensdag in Juni.
(Hand. 1896 bl. 201-205; 1897 bl. 134-138; 1899 bl. 123; 1927,
bl. 299-300; 1900 bl. 170-173; 1931 bl. 165; 1932 bl.
103-104).
3) Een voorstel om hierop te laten volgen een 2e al.,
luidende: „Behoudens het recht op besloten zittingen ter
behandeling van daartoe geëigende zaken, zijn de vergaderingen
der Synode voor de Pers toegankelijk”, ingediend bij de Synode
van 1921, werd afgewezen, als geen rekening houdende met het
groot verschil van karakter tusschen de Synode en andere
vergaderingen van algemeen belang. Hand. 1921 bl. 79-81.