Van het hun bij artt. 27-29 van dit Reglement opgedragen werk
  zijn zij verantwoordelijk aan het Classicaal Bestuur, waaronder
  zij behooren.
  Hunne verdere werkzaamheden bestaan in de ovenweging en
  behandeling van onderwerpen, den godsdienst en het Christendom,
  de bevordering van bijbelkennis en de waarneming van hunne
  bediening betreffende.
  Jaarlijks zenden zij een verslag van hunne werkzaamheden in bij
  het Classicaal Bestuur.