Grootere gemeenten kunnen worden ingedeeld in territoriaal
afgebakende buurtgemeenten, welke tezamen eene centrale gemeente
vormen. 1)
Deze indeeling geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het
desbetreffend Reglement.
Aan elkander grenzende gemeenten kunnen, op de wijze, in genoemd
Reglement aangewezen, tot eene centrale gemeente worden vereenigd
en in buurtgemeenten worden ingedeeld. 2)
1) In 1903 bedoelde de Synode met „grootere”:
gemeenten met drie of meer predikanten, die zij wenschte, dat in
zelfstandige wijkgemeenten konden worden gesplitst, om „in de
groote gemeenten het vollediger verrichten van den pastoralen
arbeid mogelijk te maken en door de wederkeerig nauwere
betrekking van predikant en wijkgemeente den bloei van het
gemeenteleven te bevorderen”. In 1904 werd drie veranderd in
twee. Het aldus gewijzigde art. verkreeg echter het vereischte
aantal stemmen in de Prov. Kerkbesturen niet. (Hand. 1903 bl.
333, 1904 bl. 91, 149-164, 172).
Een dergelijk voorstel werd in 1906 afgewezen. (Hand. 1906 bl.
163, 164).
2) Het thans vigeerend art. 17* met het daarbij
behoorend Reglement op de vorming van buurtgemeenten is in
werking getreden 15 Jan. 1914. Het voorstel, daartoe ingediend
bij de Synode van 1912, onderscheidde zich van de bovenvermelde
hierin, dat thans niet gesproken wordt van „zelfstandige
wijkgemeenten”, maar van „territoriaal afgebakende
buurtgemeenten”. De bedoeling is, door dezen vorm van
parochie-stelsel, de groote gemeenten beter te kunnen bewerken,
waarbij
|16|
enkel rekening gehouden werd met de nooden van hen, die
thans in de massale gemeenten vervreemden van godsdienst en Kerk.
De 3e al. is aan dit art. toegevoegd naar aanleiding van bezwaren
van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Rotterdam. Hand. 1912
bl. 424-445, 544-548; 1913 bl. 529-577, 581-584; Bijl. B. 1914
bl. 300.
Aangezien het Reglement op de buurtgemeenten geene toepassing
heeft gevonden behalve in de gemeente Heerlen, heeft de Synode
zich bezig gehouden met de vraag of in het Reglement zelve
wellicht wijzigingen noodig waren, en of er bepalingen
wenschelijk waren om beter te kunnen voorzien in de behoeften der
groote steden en der zich sterk uitbreidende gemeenten. De
Commissie in 1925 benoemd om dit te onderzoeken, bracht haar
rapport uit in de zitting der Synode van 7 Augustus 1926, hetwelk
aanleiding gaf tot voorloopige aanneming van wijzigingen in art.
3* en in dit art. 17* van het Algemeen Reglement, zoodat aan art.
17* werd toegevoegd: De Kerkeraden van gemeenten en
buurtgemeenten, welke behooren tot dezelfde burgerlijke gemeente,
benoemen uit hun midden elk een predikant, een ouderling en een
diaken, ter vorming van een sub-classicale Commissie, tenzij het
Provinciaal Kerkbestuur, het Classicaal Bestuur gehoord, van deze
bepaling dispensatie verleent. Sub-classicale Commissies hebben
allereerst tot taak, gemeenschappelijk werk in dezelfde
burgerlijke gemeente voor te bereiden, en het vervolgens, als de
betrokken gemeenten en buurtgemeenten ertoe hebben besloten, uit
te voeren; Hand. 1926 bl. 267-286, 357-363; benevens tal van
daarmede samenhangende wijzigingen. Zie verder bij Reglement op
de buurtgemeenten, art. 1, aant. 1.
De Commissie voor het Groote-Stadsprobleem diende bij de Synode
van 1934 in vtrband met de door haar voorgestelde wijziging in
het Reglement op de vorming van buurtgemeenten de volgende
wijziging in van art. 17*:
Grootere Gemeenten kunnen worden ingedeeld in territoriaal
afgebakende buurtgemeenten, welke tezamen een Vereenigde Gemeente
vormen. Ook kunnen in zoodanige Gemeenten een of meer
territoriaal afgebakende gedeelten worden afgescheiden voor het
vormen van buurtgemeenten, welke tezamen met het overblijvende
deel der Gemeente een Vereenigde Gemeente vormen.
Aan elkander grenzende Gemeenten kunnen tot ééne Vereenigde
Gemeente worden vereenigd en op dezelfde wijze in buurtgemeenten
worden ingedeeld.
Een en ander geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het
Reglement op de vorming van buurtgemeenten.
De voorgestelde wijzigingen werden echter door de Synode
verworpen. (Hand. 1934 bl. 100, 101, 189-196).