Es gheproponeerdt van een parsoon tott Leijden, den welcken de Doopers sijn kindt ende wijff weghghenoomen hadden, ende willen hem sijn kindt niet weedergheeven, t’ en sij datt hij beloove, datt hij ’t niet en sall laaten doopen, ende wordt ghedreijghdt van sijn huusvrouwe, hem gheheel te willen verlaaten etc. Es gheantwoordt, datt de parsoon sick sall addresseeren aanden Hoove Provinciaal van Hollandt omm bij hoogher authoriteijt, tott voorkoominghe van meerder quaadt, datt uutt sulcke saacken gheschaapen es te koomen, behoorlijcken versien magh werden. Doch verstaat men datt de Magistraat tott Leijden de saacke bij de handt ghenoomen hadde.