Aenhangsel des Synodi Nationalis, gehouden in ’s Gravenhage den 20 Juny 1586, behelzende de forma van de inspectie of visitatie by den Classen, te doen volgens den 40. Artikel van de Kercken-Ordening.
Alzoo de inspectie welke geordonneeert is uit naame van de Classen respectivelyk te geschieden, daer toe is dienende, dat de zuiverheid der Leere, en alle goede geregtigheid in de Gemeente Gods onderhouden worden, zoo zullen de geenen, die den toezigt by den Classen bevolen word, haar reguleeren naar het volgende.
1. Zullen zy somwylen gaan hooren de Predicatien der Dienaaren, en neerstiglyk letten, niet alleen op de materien derzelve, of geene onreine Leere of menschelyke Fabulen of Verdichtselen daar by gement worden, maar ook op de maniere van leeren zelve, of die stigtelyk ende profytelyk voor den Volke is, en of die Dienaars neerstiglyk zyn in het leezen en onderzoeken der heilige Schriftuure, of ook de Dienaars de forme van bedieninge in het Doopen, en anderzints gebruikende zyn na de vastgestelde ordre der Kerken.
2. Zy zullen met alle beleeftheid en voorzichtigheid verneemen, het zy ter Plaatse zelve daar die Dienaar staat, of op andere Plaatsen naar gelegentheid der zaaken, aan de Ouderlingen en Diaconen, of anderzints aan die geene die Lidmaaten der Kerken zyn, of die Dienaar neerstig is in den bouw der Kerken, en uitrigtinge der Christelyke Discipline en of tot dien einde de Kerkelyke Vergaderingen gehouden worden.
3. Ook zullen zy den toezigt nemen of de Dienaar hem geschikt draagt in zyn wandel, en of niet eenige twist en oneenigheid in de Gemeente is, of andere disorders, strekkende tot nadeel der Kerke, die met allen spoed gebetert diende te worden.
4. Zullen die Inspectors by den Dienaar of andere voorschreevene Leden des Kerkenraads eenige merkelyke fouten bevonden hebbende, aangaande het geene dat hier boven verhaalt is, dezelve eerst in het byzonder vermaanen tot betering, en daar toe alle hulpe bewyzen, en zoo het niet en helpe, de Classicale Vergadering aandienen.