Classes Ecclesiarum sub cruce. Classicum conventum constituent Ecclesia vtraque Antwerpiana, Buscoducensis, Bredana, Bruxellensis, et si quae aliae sunt in Brabantia. Alium Gandensis, Marterensis, Roncensis, Aldernadensis, Verwicensis, Rominensis1), et ceterae quae in utraque Flandria sunt. Alium Tornacensis, Insulensis, Atrabatensis, Duacensis, Armentiriensis, Valencinensis, et ceterae idiomatis Gallici. Alium Amsterodamensis, Delffensis, et ceterae Hollandicae, Transisulanae et Phrisiae occiduae.

Beyde die Ghemeenten tot Antwerpen, die Ghemeente van ’s Hertogen-Bosch, van Breda, van Brussel, ende andere die in Brabant zijn mochten, sullen oock een Classem maecken. Een andere Classem sullen maecken die van Gent, van Ronsen, van Oudenaerden, van Comen2), ende die andere die in Oost- ende West-Vlaenderen zijn. Een ander Classem sullen maecken die Doornicksche, Rijsselsche, Atrechtsche, Armentiersche, Valencijnsche3), ende die andere Walsche Kercken. Een ander Classem sullen maecken die Ghemeente van Amsterdam, van Delft, ende andere Hollandtsche, Overijsselsche, ende Westvriessche Kercken.


1) Bij F. staan voor deze zes namen de volgende vijf: Gandavensis, Cominensis, Ronsensis, Aldenardensis, Werwicensis.
2) Bij C. staan voor deze vier namen de volgende zes: Ghendt, Mortiers, Remonde, Oude Naarde, Vervick, Komen; bij J. de volgende vijf: Gendt, Ronsen, Aldenarde, Werwich, Comen.
3) Bij deze vijf namen (in nr. 3 gelijkluidend, met plaatsverwisseling van Rijssel en Atrecht) heeft C. tusschen Doornick en Atrecht eene opene ruimte, en na Atrecht bovendien nog Duwaaij; welk naam ter zelfde plaatse ook voorkomt bij J. (Doway), die voorts dezelfde namen heeft als in den gedrukten tekst.