Delecti sunt Embdae Dominicus Iulius, Cornelius Rhetius, Ioannes Arnoldi, Wesaliae Ioannes Lippius, Petrus Rickius, Michael Iordanis; vt Ecclesiae Belgico-germanicae ministris destitutae sciant ad hos viros scribendum, vt ministros in iis aut vicinis locis degentes indicent.
Tot Emden zijn vercoren1) Dominicus Iulius, Cornelius Rhetius, Iohannes Arnoldi. Te Wesel, Iohannes Lippius, Petrus Rijckius, Michaël Iordaens, op dat de Nederduytsche Kercken2) die gheen Dienaren hebben, weten datse aen dese Mannen schrijven sullen, ende op dat dese den Kercken eenighe Dienaren in hare, ofte in de naest-gheleghene plaetsen woonende, aengheven3).
1) Bij de volgende namen heeft C., zonder uitzondering, de
gelatiniseerde vormen, dus Michaël Iordanus (bij den
eersten naam enkel eene D. in plaats van
Dominicus); nr. 3 daarentegen bijna zonder uitzondering
de Hollandsche vormen, dus Jan Arents en M. Pieter
de Rijcke; en J. na Johannes Lippius Carolus
Neellius, met weglating van Michaël Jordanus. Alle drie
hebben Lippius, in plaats van het in bijna alle uitgaven
voorkomende Lipsius (blijkbaar eene drukfout of
verkeerde lezing, die de onderscheiden uitgevers eenvoudig van
elkander overnamen).
2) Bij C. staat: Nederlandtsche Ghemeijnten; en bij J.:
Niderlandische Deutsche kirchen. Wat het laatste woord
betreft, is in alle vertalingen op vele plaatsen Kerk en
Gemeente met elkander verwisseld.
3) Voor de laatste twintig woorden staat in nr. 3: schryuen
sullen, op dat sy die Dienaers die in haeren ofte inden
naestghelegen platzen woonen, aengheuen; bij C.: (dattmen)
sall schrijven, op dattse sulcks den Dienaaren aldaar, ofte
in eenighe naabuer plaatsen wonende, aansegghen; en bij J.:
(welchen die ... kirchen...) zuschreiben (wissen),
vnd sollen disse menner ihnnen die Dhiener, so da in ihren,
der darbey liegenden orthern vorhanden, anziegen, vnd
vermelden.