Ministri et Seniores Classium quae sunt sub cruce, in omnibus civitatibus et pagis Classium suarum et vicinis diligenter inquirent eos, qui propensi sunt ad puram religionem, ut eos ad officium hortentur. Itaque Ecclesias aut saltem Ecclesiarum initia colligere studebunt; quod vt melius exequutioni mandetur, partientur classes hae inter se civitates, et pagos vicinos, ne quid negligatur. Eandem curam gerent Ecclesiae dispersae ciuitatum et aliorum locorum vicinorum, praesertim à classibus procul dissitorum. Fideles dispersi illos classium sub cruce ministros hac in re iuvabunt, indicando circumspectè nomina eorum, quos cognoverint ad religionem esse propensos in iis locis vnde eiecti vel digressi sunt.

De Dienaren ende Ouderlinghen der Classen1) die onder ’t Cruys zijn, sullen in allen Steden ende Dorpen onder haren Classe, ofte daer omtrent gheleghen, naerstelijck ondersoecken ende vernemen nae den ghenen, die tot de reyne Religie gheneghen zijn, om de selve tot haren schuldigen plicht te vermanen2): Derhalven sullen sy pooghen, Kercken, ofte ten minsten beginselen der Kercken te vergaederen; Ende om sulcx te beter na te comen, soo sullen de Classes, alle die naest-gheleghen Steden ende Dorpen onder haer verdeylen, op dat niet versuymt en werde. Die selve sorghe sullen die verstroyde Ghemeenten over die Steden ende andere by-legghende plaetsen draeghen, voornamelijck die wijt van den Classe3) ghelegen zijn. Die verstroyde gheloovighen4 sullen die Kercken-Dienaeren der Classen onder ’t Cruys hier in helpen, hen voorsichtelijck aenghevende die namen der ghener die sy weten dat tot de Religie gheneghen zijn gheweest5) in die plaetsen, daer sy uytgheworpen, ofte uyt gheweken zijn.


1) In nr. 3 staat hier Kercken, waarboven daarna Classen geschreven is, als ter verbetering; bij C. staat Klassen; en evenzoo bij J.: Quartier.
2) De laatste negen woorden zijn in nr. 3: op dat sy die selue tot haer plicht vermanen; bij C.: omm die hunns ampts te vermaanen; en bij J.: vnd dieselbe zu dem ampt ermanen.
3) Voor de laatste achttien woorden staat in nr. 3: sullen die verstroide Ghemeijnten voor die steden ende andere biligghende platzen draghen, voornemelicken voor die platsen die wyt vande Classe; bij C.: sullen oock op sick neemen de verstrooijde Ghemeijnten der Steden, ende andere naabuere plaatsen henn naastgheleghen, ende bijsonder oover die verre vande Classe; en bij J.: sollen die verspreite Gemeinden vber ihre benachbarte stette, vnd ohrter, sonderling so sie weit von Quartieren.
4) Bij de laatste drie woorden is in nr. 3 nog bijgevoegd: (die erghent vertrocken synde hen gheset hebben); bij C. staat alleen: De gheloovighe verstrooijden; en evenzoo bij J.: Die verspreiete gleubige.
5) Voor de laatste zeven woorden staat in nr. 3: dat totter Religie geneijcht syn; bij C.: de Relijgie toeghedaan te sijn; en bij J.: zu der Religion geneigt.