Hoofdstuk 1

De ambten van de kerk

II. De dienaren des Woords

Examens

A. De classis stelt als proponent beroepbaar en verleent de aanvrager hiervan acte, nadat aan het volgende is voldaan:

1. De aanvrager legt de volgende bescheiden over:
a. bewijs van met goed gevolg afgelegd candidaatsexamen, hetzij aan de Theologische Hogeschool, hetzij aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit;
b. een getuigschrift van de kerk of kerken tot welke hij gedurende de laatstverlopen twee jaren behoorde;
c. in geval van aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit ontvangen opleiding, getuigschrift van deze faculteit.

2. Een door de classis aangewezen commissie, bestaande uit twee predikanten en een ouderling, doet onderzoek naar de beweegredenen, die de aanvrager leidden om te staan naar het ambt van dienaar des Woords. Dit onderzoek vindt plaats, voordat de classis vergadert, en dient een bevredigend resultaat te hebben. Deze commissie gaat voorts na of de sub 1 bedoelde bescheiden in orde zijn en rapporteert over haar werkzaamheden aan de classis.

3. De classis doet, na gunstig advies van de commissie, onderzoek naar:
a. de geschiktheid voor de prediking, waartoe de aanvrager acht dagen tevoren bij de sub 2 bedoelde commissie een preek in drievoud moet inleveren, handelend over een tekst welke hem tenminste veertien dagen tevoren door de commissie werd opgegeven.
Er dient voor gezorgd te worden, dat een afschrift van de preek aan alle afgevaardigden naar de classicale vergadering wordt verzonden;
b. de vertrouwdheid met de leer en de belijdenis der kerk.

4. Na gebleken bevredigend resultaat van het onderzoek zal de aanvrager het ondertekeningsformulier van proponenten, nadat het hem is voorgelezen, ondertekenen. De classis zal hem hierna beroepbaar stellen.

5. Indien de candidaat bij de beroepbaarstelling belangrijke redenen blijkt te hebben om voorlopig niet een eventuele beroeping in overweging te nemen, zal de classis hiervan bij de beroepbaarstelling uitdrukkelijk mededeling doen en hem voor één jaar preekconsent verlenen. Dit consent kan telkens met een gelijke termijn worden verlengd, na aanvraag die drie maanden vóór het verstrijken van de termijn bij de classis moet worden ingediend; deze aanvraag moet met redenen zijn omkleed en vergezeld gaan van een getuigschrift van de kerk of kerken, tot welke hij gedurende de bedoelde periode heeft behoord.

6. De classis kan een proponent, die een op hem uitgebracht beroep afgewezen heeft, ter verantwoording roepen over de vraag of het hem ernst is met het voornemen te staan naar het ambt van dienaar des Woords.

B. De classis, waartoe een kerk behoort, welke een beroep heeft uitgebracht op een proponent zal de approbatie voor zijn bevestiging in het ambt van dienaar des Woords verlenen en daarvan acte aan hem geven, nadat aan het volgende is voldaan:

1. De beroepen predikant legt de volgende bescheiden over:
a. de wettige beroepsbrief en annexe bepalingen voor salaris, emolumenten en emeritaatsrechten;
b. een verklaring dat het beroep is aangenomen;
c. een getuigschrift van de kerk of kerken, tot welke hij gedurende de laatste twee jaren behoorde;
d. de verklaring van de kerkeraad dat de naam van de beroepene gedurende twee achtereenvolgende zondagen aan de gemeente is voorgedragen zonder dat wettige bezwaren werden ingebracht;
e. de acte van de classis, welke hem het recht verleende om te proponeren.

2. De classis beoordeelt een preek van de proponent over een, door hemzelf gekozen, tekst. De proponent heeft veertien dagen van tevoren deze preek toegezonden aan de scriba van de classis, in een aantal dat door de scriba is opgegeven. Een door de classis ingestelde commissie tot regeling van de examens stelt een schriftelijke beoordeling van deze preek op.
De scriba zendt het benodigde aantal van de preek en de preekbeoordeling toe aan de kerken, de deputaten der particuliere synode en de examinatoren, ten minste drie dagen voordat de classis vergadert.
De classis beoordeelt deze preek in het bijzijn van de examinandus, die ook de preekbeoordeling van tevoren heeft ontvangen en aan wie het recht verleend mag worden om te repliceren. Daarna zal de classis in comité uitspreken, of zij bezwaar heeft het onderzoek voort te zetten. Na het toestemmend oordeel van de classis en de deputaten zal de candidaat peremptoir geëxamineerd worden.

3. Het peremptoir examen zal gaan over de volgende vakken:
Exegese van een gedeelte van het Oude Testament, dat hem tien dagen van tevoren is opgegeven, gedurende ten minste tien minuten.
Exegese van een gedeelte van het Nieuwe Testament, dat hem tien dagen van tevoren is opgegeven, gedurende ten minste tien minuten.
Kennis van de Heilige Schrift, gedurende ten minste tien minuten.
Dogmatiek, gedurende ten minste dertig minuten.
Ethiek, gedurende ten minste vijftien minuten.
Kerkgeschiedenis en kerkrecht, gedurende ten minste vijftien minuten.
Ambtelijke vakken, gedurende ten minste vijftien minuten.

4. Het peremptoir examen zal worden afgenomen ten overstaan van de classis en de deputaten der particuliere synode door examinatoren welke zullen worden aangewezen door de classis in overleg met die deputaten.
De classis bepaalt hoe lang aan de leden van de classis gelegenheid tot navraag zal worden gegeven, terwijl de tijd voor navraag door deputaten niet begrensd mag worden.
Nadat het examen is afgenomen zal in comité aan de examinatoren een waarderingsoordeel worden gevraagd, daarna zullen eerste de classis en tenslotte de deputaten zich uitspreken over de uitslag van het examen. Het examen moet voldoende zijn naar het overeenstemmend oordeel van classis en deputaten.

5. De beroepen proponent ondertekent het ondertekeningsformulier voor predikanten, nadat het hem is voorgelezen.

6. Hij verklaart zich bereid de pastorale begeleiding van een daartoe aangewezen mentor voro de tijd, door de generale synode bepaald, te aanvaarden.

Sneek 1969, art. 400

Het examen wordt kosteloos afgenomen, tenzij voor dit doel een buitengewone bijeenkomst van de classis blijkt vereist te zijn, in welk geval deze aan de aanvrager de kosten in rekening kan brengen tot een bedrag van ƒ 100,—.

Amsterdam 1967, art. 354

Voor het praeparatoir examen van degenen die niet aan de Theologische Hogeschool of de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit hun opleiding hebben ontvangen, zijn dezelfde regelen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aleer de classis, bij welke de aanvrager zich heeft gemeld, overgaat tot het afnemen van het praeparatoir examen, zij zorg draagt voor een bij hem in te stellen afzonderlijk onderzoek, dat in de plaats treedt van het candidaatsexamen aan een van de genoemde instellingen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

1. De classis richt zich tot de hoogleraren van de Theologische Hogeschool en die van de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit met het verzoek de aanvrager te examineren in de vakken van het candidaatsexamen, welke taak zij op verantwoording van de generale synode verrichten.

2. De bedoelde hoogleraren voldoen in onderling overleg aan dit verzoek op zodanige tijd en plaats als zij goed zullen achten, doch in elk geval binnen drie maanden, echter alleen, indien de aanvrager binnen- of buitenlandse getuigschriften kan overleggen, dat hij een zodanige algemene ontwikkeling verworven heeft, als geëist mag worden tot het afleggen van academische examens.

3. De bedoelde hoogleraren verstrekken aan de aanvrager, bij gunstige uitslag, een getuigschrift, dat als bewijs aan de classis moet worden overgelegd.

Amsterdam 1892, art. 2;
Leeuwarden 1920, art. 29;
Amsterdam 1936, art. 270

De classis zal alvorens iemand beroepbaar te stellen, zich vergewissen, dat het inderdaad zijn bedoeling is terstond een eventueel beroep op te volgen. Indien hij evenwel ernstige en belangrijke redenen blijkt te hebben om voorlopig niet een eventuele beroeping in overweging te nemen, zal de classis hiervan aan de kerken mededeling doen.
Indien een proponent door het afwijzen van op hem uitgebrachte beroepingen duidelijk blijk geeft van het hem verleende recht om te staan naar het ambt van dienaar des Woords, in werkelijkheid geen gebruik te willen maken, zal de classis die hem beroepbaar gesteld heeft, hem daarover onderhouden, tenzij hij genoegzame redenen kan aanvoeren voor een dergelijke afwijzende houding.

’s-Gravenhage 1949, art. 329

Voor het preekconsent van proponenten is het volgende bepaald:

1. Het met goed gevolg afgelegd praeparatoir examen geeft de bevoegdheid om gedurende één jaar in de kerken te proponeren.

2. Indien hij verlenging van deze bevoegdheid verlangt, kan de proponent drie maanden vóór het verstrijken van de termijn zulks verzoeken aan de classis, die hem die bevoegdheid verleende, zulks onder mededeling van de gronden voor zijn verzoek en onder overlegging van een getuigschrift van de kerk of kerken, tot welke hij sedert zijn praeparatoir examen heeft behoord.
Wanneer er naar het oordeel van de classis geen bezwaren bestaan, wordt de bevoegdheid tot proponeren door haar voor een jaar verlengd.

3. Het staat aan het oordeel van de classis, of er reden is aan herhaalde aanvragen om verlenging van die bevoegdheid op overeenkomstige wijze te voldoen.

Groningen 1927, art. 112;
Amsterdam 1936, art. 269

Pastorale begeleiding

Voor allen die voor het eerst het ambt van dienaar des Woords gaan bekleden, is een pastorale begeleidign ingesteld gedurende één jaar. Deze begeleiding wordt uitgevoerd door predikanten-mentoren, die, op voordracht van de desbetreffende deputaten, voor de tijd van twee jaren worden benoemd door de particuliere synoden. Deze predikanten-mentoren die daartoe een op deze taak gerichte training ontvangen, worden voor hun arbeid afzonderlijk gehonoreerd.

Sneek 1969, art. 338