|B12|
De dienstenorganisatie heeft tot taak het ondersteunen van het werk van kerk en gemeenten1. Het is vanzelfsprekend dat de keuzes die de synode op basis van de nota “Kerk2025” maakt voor de richting en inrichting van de kerk, gevolgen heeft voor de invulling van die ondersteuning. Deze invulling zal gestalte krijgen in het nieuwe beleidsplan voor de dienstenorganisatie (2017-2020) dat voor de april-synode van 2016 zal worden geagendeerd.
Het moderamen van de generale synode en het bestuur van de
dienstenorganisatie schetsen in deze bijlage vijf hoofdlijnen van
het voorgenomen beleid, in het geval de Synode de nota “Kerk2025”
volgt. Deze hoofdlijnen zijn ingegeven door twee hoofdlijnen uit
de nota “Kerk2025”:
• De inhoudelijke en organisatorische veranderingen en
vernieuwingen in kerk en gemeenten. Als de verschijningsvorm
van de kerk verandert, door wat zij doet en laat, door hoe zij
zich organiseert, dan heeft dat gevolgen voor de taken van de
dienstenorganisatie.
• De krimp van middelen. Voor de komende
beleidsplanperiode houden we rekening met 10% minder bijdragen
uit quotum en 10% inflatie. Dat betekent dat de
dienstenorganisatie 20% minder financiële middelen zal hebben
voor dienstverlening aan kerk en gemeenten. Wij zullen nieuwe
afwegingen moeten maken om te bepalen welke vragen van gemeenten
en kerk door de dienstenorganisatie beantwoord kunnen worden.
Hierbij volstaat geen “kaasschaaf”, maar zullen fundamentele
keuzes moeten worden gemaakt. Waar moet in worden geïnvesteerd en
waarmee moet worden gestopt? De noodzakelijke, toegevoegde waarde
van de dienstenorganisatie zal opnieuw worden bepaald.
Een speciale plaats is er voor Kerk in Actie, omdat het werk van
Kerk in Actie nagenoeg volledig wordt betaald uit de vrijwillige
bijdragen van gemeenten en particulieren.
De vijf hoofdlijnen van beleid:
Rode draad in de nota Kerk2025 is ‘back to basics’. Eén
van de uitwerkingen hiervan is de vereenvoudiging van
kerkstructuren. Het gaat hier om een majeure wijziging die op
twee manieren consequenties heeft voor het werk van de
dienstenorganisatie:
• De (nieuwe) rol van de regionale classicale vergaderingen en
hun vrijgestelde voorzitters, bijvoorbeeld rond de mobiliteit van
predikanten, de visitatie en het oplossen van conflicten. Deze
keuze houdt een extra investering in de regio in, die ten goede
komt aan de gemeenten van de kerk.
• Implementatie nieuwe structuur en werkwijze; de ondersteuning
van dit proces zal — in lijn met het besluitvoorstel over
Kerk2025 — voor een groot deel door de
Dienstenorganisatie moeten worden uit gevoerd; daarvoor zijn
middelen en gekwalificeerde menskracht nodig.
1 Generale regeling voor de Dienstenorganisatie, artikel 2.
|B13|
Belangrijk onderdeel van het huidige werk van de
dienstenorganisatie is de ondersteuning van gemeenten door
gemeenteadviseurs. Hoewel deze dienstverlening behoorlijk
succesvol is2, zal zij binnen een aantal jaren niet
langer op een betaalbare en vruchtbare schaalgrootte in stand
gehouden kunnen worden. Het voornemen is dan ook om de directe
advisering aan gemeenten over te laten aan aanbieders die niet in
dienst zijn van de dienstenorganisatie, naast de ondersteuning
die gemeenten en predikanten ontvangen van de nieuwe voorzitters
van de regionale classicale vergaderingen.
Richting kerk en gemeenten zal de dienstenorganisatie zich — in
een sterk vereenvoudigde opzet — profileren als kenniscentrum en
makelaar: we helpen gemeenten met kennis, beschikbaar materiaal
(op papier en digitaal), best practices en met het formuleren van
hun vragen. De dienstenorganisatie blijft specialist rond de
volgende kernvragen van gemeenten3:
• Hoe dragen we het geloof over aan nieuwe generaties?
• Hoe zijn/worden we relevant voor onze omgeving (missionair en
diaconaal)?
• Hoe kunnen we zelf zorgen dat we ons concentreren op de kern
van ons gemeente-zijn (“back to basics”).
Het kenniscentrum is ook het eerste aanspreekpunt voor vragen die via de voorzitters regionale classicale vergadering binnenkomen.
Gemeenten die nadere ondersteuning of begeleiding wensen, ook op
het gebied van kerkbeheer, brengen we in contact met bij ons
bekende adviseurs of organisaties in de eigen regio. Er zal een
(digitaal) toegangsloket worden ingericht (“gemeentecontacten”),
waar de meeste vragen snel en met kennis van zaken beantwoord
kunnen worden, met daarachter een hoogwaardig kenniscentrum.
Vragen worden in principe binnen twee werkdagen
toereikend/richtinggevend beantwoord.
Als kennisinstituut en netwerk-organisatie zal de
dienstenorganisatie nog intensiever samenwerken met en gebruik
gaan maken van deskundige vrijwilligers in de kerk en flankerende
organisaties, bijvoorbeeld op het terrein van kerkbeheer.
In de directe ondersteuning van beroepskrachten zal de
dienstenorganisatie zich concentreren op het thema mobiliteit. We
zullen onderzoeken of ook ervaren gemeentepredikanten deel kunnen
nemen aan de al bestaande pool van predikanten/proponenten.
Signalen uit de gemeenten geven aan dat hier behoefte aan is.
(Onderzoek dienstverlening, zie noot 2.)
In de toerusting van kader (cursussen en trainingen) zal de
nadruk liggen op specifiek hoogwaardig kerkelijk aanbod; algemene
cursussen kunnen gemeenten ook bij aanbieders buiten de kerk
vinden.
De context waarin gelovigen samen kerk zijn, verandert snel; en daarmee ook het kerk-zijn zelf. De kerk manifesteert zich in uiteenlopende gedaanten, beproefde en nieuwe vormen bestaan naast elkaar, alle waardevol. De dienstenorganisatie wil
2 Klanttevredenheidsonderzoek
dienstenorganisatie; interne publicatie, berichtgeving gepland in
Kerkinformatie november 2015.
3 Deze focusgebieden komen voort uit gehouden
onderzoeken onder leden van de Protestantse Kerk (Onderzoek
Kerk2025 en het Klanttevredenheidsonderzoek onder
kerkenraden; zie noot 2).
|B14|
deze autonome vernieuwing helpen faciliteren en theologisch
onderbouwen. Belangrijkste beleidsvoornemens:
• Predikanten en ander kerkelijk kader ondersteunen bij de door
hen/gelovigen gewenste vernieuwing; zowel binnen bestaande
gemeenten als in nieuwe contexten en vormen.
• Ondersteunen/ontwikkelen van missionaire initiatieven die door
hun schaalgrootte niet lokaal kunnen worden uitgevoerd.
• De duurzaamheid van nieuwe initiatieven helpen te
bevorderen, onder meer door een grondige toetsing op het bereiken
van doelstellingen. Dit geldt in het bijzonder voor de
pioniersplekken die de afgelopen jaren binnen de Protestantse
Kerk zijn ontstaan. De dienstenorganisatie wil daarnaast
behulpzaam zijn bij initiatieven voor vernieuwing binnen
bestaande gemeenten.
De nota Kerk2025 beoogt — naast een vereenvoudiging van de plaatselijke en bovenplaatselijke structuur van de Protestantse Kerk — kerk en gemeenten vooral ook inhoudelijk op een gemeenschappelijk spoor te zetten, door ze op te roepen “met woord en daad getuigen te zijn van het goede leven (...) omdat de kerk een gemeenschap is van mensen die elkaar aanvaarden in Jezus’ naam”. En dat getuigen gaat niet gepaard met grote woorden, maar is eenvoudig en aansprekend (“back to basics”). Deze gewenste profilering van de Protestantse Kerk zal door de dienstenorganisatie ondersteund worden en daarnaast ook uitgewerkt worden voor Kerk in Actie.
In de komende beleidsplanperiode voorzien wij een sterke daling
van de middelen die beschikbaar zijn voor de landelijke
dienstverlening. Essentieel is om daarmee de ‘goede dingen’ te
doen en op een goede manier. Ook hierin zal eenvoud het
leidende principe zijn. Dit betekent — naast het al genoemde
uitbesteden van het advieswerk door gemeenteadviseurs — onder
meer het volgende:
• Vereenvoudiging van de organisatiestructuur en daarmee
vermindering van het aantal leidinggevenden.
• Terugbrengen of uitbesteden van activiteiten die niet tot het
primaire proces van de dienstenorganisatie behoren.
• Vereenvoudiging van (computer)systemen: minder maatwerk, meer
standaard.
• Heroverweging van de huisvesting.
Voor Kerk in Actie hopen we op een consolidatie van de huidige inkomsten uit vrijwillige fondsenwerving. Om meer focus aan te brengen in het werk van Kerk in Actie zal een nader te bepalen concentratie op thema’s en partners noodzakelijk zijn.