|B3|
De orde en de organisatie van de kerk vloeit voor uit het wezen van de kerk. Wat is wezenlijk voor de kerk, en daarmee ook voor de Protestantse Kerk?
• De Protestantse Kerk in Nederland is een gestalte of uitdrukking van de ene Kerk. De kerk is ‘algemeen’ of ‘katholiek’, omdat ze kerk is van de Heer. De Heer is ‘algemeen’, want Hij is ‘voor allen’: Hij is het ‘licht van de wereld’. Dat licht valt op alle mensen. Christus is ‘katholiek’, voor alle mensen, en daarom is de kerk katholiek. De kerk is namelijk ‘lichaam van Christus’. De Protestantse Kerk in Nederland is een aparte gestalte van de ene Kerk, met een eigen kerkorde. Dat ‘aparte’ is niet het wezenlijke van de Protestantse Kerk. Het wezenlijke van de Protestantse kerk is, dat ze het lichaam is van Christus, samen met alle andere kerken. Dat lichaam van Christus is wereldwijd en het is er ‘de eeuwen door’. Het gaat ten diepste niet om de Protestantse Kerk maar om de algemene of katholieke kerk. De Protestantse Kerk wil daar een uitdrukking van zijn. Het aparte heeft te maken met het protestantse karakter, met het ‘in Nederland’, en met de eigen geschiedenis. Het aparte drukt zich onder andere uit in een eigen kerkorde.
• Het hoogste gezag in de kerk heeft Christus. Hij die zich heeft vernederd tot de dood aan het kruis, is opgestaan uit de dood en is het Hoofd van de kerk. Zonder de gehoorzaamheid aan Christus wordt de kerk een heilloze gemeenschap. Het gaat erom dat de kerk ‘christelijk’ blijft, levend vanuit Christus en door de Geest. Hoe ook de organisatie van de kerk eruit ziet: deze gehoorzaamheid aan Christus en zijn Geest is de rode draad en moet dat ook blijven, wil er van kerk sprake zijn.
• De kerk leeft van de genade van God. Die wordt ons steeds opnieuw geschonken. Het zijn wonderlijke woorden die in deze wereld klinken, soms als een fluisterstem, soms luid en indringend. Woorden als ‘vrede voor jou’, ‘ik ken je, je bent van Mij’, ‘je zonden zijn je vergeven’, ‘sta op en loop’. Die woorden klinken vooral door in de verkondiging van het woord van God en in de tekenen van doop en avondmaal. Het zijn mensenwoorden, die tot ons worden gesproken en die we elkaar toespreken, maar door deze woorden heen spreekt God zelf tot ons. De genade van God wordt ons steeds opnieuw geschonken en is nooit bezit. De kerk heeft zelf niets in de aanbieding. We leven van wat we ontvangen, steeds weer. Wat we ontvangen is er echter wel voor bedoeld om te delen en uit te delen.
• De kerk is een kerk die een zending heeft. Beter gezegd: God heeft een zending. Die is begonnen met de verkiezing van Israël en heeft als doel het aanbreken van het koninkrijk van God in deze wereld. De kerk is ingeschakeld in deze zending. We zijn als kerk opgeroepen ‘medewerkers van God’ te zijn. Omdat het om Gods zending gaat, is deze zending gericht op de wereld. Omdat het om Gods zending gaat, komt deze niet tot rust voordat het rijk van
|B4|
God is aangebroken. Een naar binnen gekeerde kerk is ‘van God los’. Een kerk die niet weet van de onrust van het Rijk van God en die het verlangen naar de definitieve komst van dit Rijk is kwijtgeraakt, is een zoutpilaar geworden.
• De kerk is een kerk die God belijdt als Vader, Zoon en heilige Geest. Alleen een kerk die deze drie-ene naam van God belijdt, is een sprekende kerk. Dit belijden van de kerk moet wel vandaag gebeuren. Het is een belijden dat slaat op de wereld van nu en is gericht tot mensen van nu, in de taal die kan worden begrepen. Dit belijden komt echter niet uit de lucht vallen. Het is een voortzetting van het belijden van allen die ons zijn voorgegaan, kinderen, vrouwen en mannen. Als Protestantse Kerk zijn we verbonden met het belijden van de ‘algemene christelijke kerk’ en daarbinnen met het belijden van ‘de kerk van de Reformatie’. Een kerk die losraakt van het belijden van het voorgeslacht, staat weerloos in het heden en met lege handen in de toekomst.
• De Bijbel (de Schrift) is het bronboek van de kerk. De Bijbel getuigt van een rechtvaardig en liefhebbende God, die zijn weg gaat met Israël en de volkeren. We raken nooit op de Bijbel uitgekeken en worden er steeds weer door verrast. Door de Geest worden de woorden van dit boek woorden van leven voor mensen van nu. Alleen door trouw te blijven aan de getuigen van de Bijbel, de apostelen en profeten, blijft de kerk in het spoor van dit leven. Daarom is de Bijbel niet alleen bronboek, maar ook toetssteen. Wat gedaan en gezegd wordt in de kerk, moet getoetst worden aan het getuigenis van de Bijbel.
• Het leven van de kerk is een leven dat vooral gestalte krijgt in de plaatselijke gemeenten. De kernmomenten van dit leven worden in de volgende paragrafen beschreven.
Het hart van de kerk klopt in de plaatselijke gemeente. Waar twee
of drie samenkomen, is Christus in hun midden. Deze plaatselijke
gemeente dat zijn de gelovigen met elkaar. De gelovigen
zijn de leerlingen van Jezus. Zij zijn het levend lichaam, die
leven door de Geest van God. De kerk is dus niet een
service-instituut waar professionals een publiek bedienen. De
kerk, dat is de gemeenschap van de gelovigen, de volgelingen
van Jezus, die door Jezus zelf geroepen zijn en deel mogen
uitmaken van zijn lichaam.
Wat doen deze gelovigen? Hoe vormen zij een gemeenschap? Wat doen
ze en hoe leven ze met elkaar? Zonder uitputtend te zijn volgen
hier vijf aspecten van deze gemeenschap:
• Samenkomen
Gelovigen hangen niet als los zand aan elkaar maar komen met
regelmaat samen om een zichtbare geloofsgemeenschap te
zijn. Van de eerste christenen wordt gezegd: zij vormden een
geloofsgemeenschap. Deze gemeenschap komt samen rond een
centrum en dat is de levende Heer zelf. Het beeld van Jezus die
met zijn leerlingen rond de tafel samenkwam in de nacht dat hij
verraden werd, drukt dit
|B5|
kernachtig uit. In navolging daarvan komen ook nu leerlingen van Jezus samen. Hoewel Jezus zelf niet zichtbaar is, is hij er wel. In zijn naam wordt ‘het brood gebroken’, wordt naar het evangelie geluisterd, wordt geleerd en samen geleefd in woord en daad.
• Pastoraat
Samenkomen betekent ‘elkaar zien’, en wel als leden van het ene
lichaam van Christus, als broeders en zusters van de familie van
God. Volgelingen van Jezus zien om naar elkaar, kennen elkaar,
leven met elkaar mee en zijn elkaar een zorg. In de kerk noemen
we dat pastoraat. We zijn voor elkaar herders. Dat is meer dan
alleen medemenselijkheid of naastenliefde. Het is de hulp die we
elkaar bieden om de weg met God te gaan, in alle omstandigheden
van het leven. Dit pastoraat is niet voorbehouden aan ouderlingen
die huisbezoeken afleggen. Iedereen is geroepen om herder te zijn
voor de ander en om de ander voor jou een herder te laten zijn.
Pastoraat kan op veel manieren. Samenzijn is al een vorm van
pastoraat. Verder gebeurt het in groepen en in persoonlijk
contact, door bezoek thuis, op andere plaatsen of gewoon
onderweg.
• Diaconaat
Van de eerste christenen werd gezegd: ‘kijk hoe lief zij elkaar
hebben’. Dat toonde zich in woord en daad. Het werd concreet in
de hulp aan hulpbehoevenden, zoals weduwen, wezen en armen. Dat
is diaconaat en dit hoort wezenlijk bij de kerk. Ook hier geldt:
diaconaat is niet iets dat uitbesteed wordt aan diakenen. Wij
zijn diakenen (dienaars) voor elkaar. Kerk-zijn betekent dat we
delen van de gaven die God ons heeft gegeven en daarbij vooral
oog hebben voor de minder bedeelden. Dat is niet alleen iets voor
de ‘eigen’ kring, het straalt naar buiten. ‘De armen zijn immers
altijd bij u’, en met armen ook eenzamen, werklozen, mensen in de
schulden, gevangenen en asielzoekers. De geloofwaardigheid van de
kerk staat of valt met het hart dat christenen voor hen hebben.
• Getuigen
Het hoort bij christen-zijn dat je vrij durft te spreken over je
geloof en Gods naam durft te belijden. God valt niet te bewijzen
en geloof in God valt niet op te dringen, maar je bent wel vrij
om getuige te zijn van de goedheid van God die voor jouzelf van
levensbetekenis is. Respect hebben voor andersgelovigen en niet
gelovigen, betekent niet datje zwijgt over je diepste
levensovertuiging maar die eerlijk ter sprake brengt. Gods liefde
en goedheid is voor alle mensen en daarom mag het goede nieuws
niet opgesloten raken in de eigen kring. Het is tijd om elkaar
aan te moedigen aan de verlegenheid om over het geloof te
spreken, voorbij te komen.
• Gezonden zijn
Christenen komen niet alleen samen maar worden ook de wereld in
gezonden met een zegen en een zending. Daarom klinkt aan het slot
van elke viering: ‘ga heen in vrede’. Gods zending richt zich op
de wereld. Wie zich gelegen laat liggen aan Gods zending, kan
niet wereldvreemd zijn. Een kerk die trouw is aan Christus kan
niet naar binnen gekeerd zijn. Gezonden mensen hebben een missie
en willen iets doen voor de vrede, het welzijn en het recht van
mensen, van volkeren en van Gods schepping. Ze doen dat in het
besef dat God zelf in de wereld werkzaam is en daar zijn
koninkrijk laat komen. Als gezegende mensen hebben gelovigen,
naast en met
|B6|
anderen, wat in te brengen als het gaat om welzijn, vrede en recht in de samenleving en om de heelheid van de schepping.
Een bijzondere en wezenlijke vorm van samenkomst is de ‘viering’, oftewel de kerkdienst. Zoals Israël naar de tempel ging om ‘voor God’ te komen, zo komen de gelovigen voor God, om Hem te vereren en te danken. Hij is de bron van alle goedheid en een leven zonder collectieve verering van God is armzalig.
• De eredienst is de plaats waar de lofzang wordt gezongen, en ‘waar God ons bidden hoort’. Meedoen aan de eredienst is een vorm van toewijding en overgave aan God. Dat wordt ook concreet in de gaven van dankbaarheid die je geeft. De eredienst is ook de plaats om te ontvangen: God geeft zichzelf aan ons in het woord van de Schrift en de verkondiging, in het teken van de doop en het avondmaal en in de zegen. Daarom wordt de grondtoon van de samenkomst bepaald door het evangelie.
• Vanouds is de gemeente samen gekomen op de dag van de opstanding van Christus. Daarmee is deze samenkomst een belijdenis dat Hij de Heer is, aan wie alle macht is gegeven, in hemel en op aarde. De kerk is een ‘politiek lichaam’ en dat komt markant uit in deze viering op deze dag. Nog steeds viert de kerk op zondag de opstanding van de Heer. Voor de meeste actieve gelovigen is de kerkgang op zondag van grote betekenis. Het leven ‘van zondag naar zondag’ geeft ritme en inhoud aan het leven. Dat laat onverlet dat vieringen al naar gelang van tijd en omstandigheid ook op andere dagen gehouden worden en kunnen worden. Niet voor iedereen is de zondag daarvoor de meest aangewezen en geschikte dag.
• Vieren gebeurt volgens een ‘liturgie’, een ‘orde van dienst’. Het verkeer tussen hemel en aarde is ‘geregeld’. Daarbij zijn er ‘traditionele’ vormen van liturgie. Die geven herkenning. Het zijn sterke en vaste vormen die verder ingroeien in de geheimen van het geloof mogelijk maken. Er is in de kerk echter ook ruimte voor meer experimentele vormen van liturgie, waarin de aansluiting wordt gezocht bij hedendaags levensgevoel. Het experimentele kan zitten in de manier waarop gelovigen in de dienst participeren of juist meer ‘als toeschouwers’ aanwezig zijn, het zit in muziek/zang en verbeelding, de verhouding van woord en stilte, van expressiviteit en ingetogenheid. Deze vieringen kunnen in kleine kring plaatsvinden maar ook in grote groepen en het karakter hebben van een festival. Juist in de pendelbeweging tussen wat plaatselijk en bovenplaatselijk gebeurt, komt het vaak tot geloofsgroei.
Omdat de kerk een zichtbare gemeenschap is, is het nodig na te denken wie er bij deze gemeenschap hoort.
|B7|
• Toen Jezus de discipelen de wereld instuurde, heeft hij in zijn opdracht aan hen het ‘maken tot mijn leerlingen’ en ‘de doop in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’ aan elkaar verbonden. (Matth. 28: 18). De doop is hét teken datje opgenomen wordt onder de leerlingen van Jezus. Je wordt gedoopt. Het is een geschenk, een gave van God die je verbindt aan Christus en zijn lichaam, de kerk. Door je geloof te belijden zegje ‘ja’ tegen deze gave en wil je steeds dieper verbonden worden met Christus. Dat doet wat met je leven en hoe je omgaat met bezit, genot, relaties, tijdsbesteding, ziekte en dood, leven en geboorte. Christen-zijn is radicaal. Het vraagt om binding, ook met de kerk als geloofsgemeenschap. De doop drukt dit alles uit.
• Tegelijk is er een trend in de tijd om je juist niet te binden, of om dit tijdelijk of gedeeltelijk te doen. Er zwermen mensen rond, die iets met de kerk hebben maar niet of nog niet gedoopt willen worden en zich niet voor de volle honderd procent identificeren met de kerk. Het zijn vrienden, sympathisanten, bijwoners en mensen die aan een bepaalde activiteit van de kerk meedoen of daaraan bijdragen, en het daar (voorlopig) bij laten. De grenzen van de kerk zijn vloeiend. Het centrum van de kerk is de levende Heer, die uitstraling heeft. Hoe en hoe ver die uitstraling gaat, hoeven we niet vast te leggen. De ‘bijwoners’ zijn niet minder dan de betrokken leden. Het is juist belangrijk de levensvragen van mensen die minder of niet vertrouwd zijn met kerkelijk leven serieus te nemen en daarop in te spelen.
Een kerk is vooral en als eerste een broeder- en zusterschap van gelovigen. Zo is het ook begonnen. De kerk is eerder een lekenbeweging dan een organisatie met professionals die een clientèle bedient. De Kerk is van de Heer en kerk zijn de gelovigen zelf. leder krijgt de gaven van God die nodig zijn voor de opbouw van het lichaam van Christus. Dat wordt ‘het ambt van alle gelovigen’ genoemd. Dat is het basisambt en dat is er voor iedereen. Tegelijk zijn aan de kerk zijn van meet af door God ‘ambten’ geschonken. Dat zijn bijzondere diensten, waar sommige gelovigen toe worden geroepen. Zij krijgen de handen opgelegd ‘onder het aanroepen van de Geest’ en zo wordt hen dit ambt toevertrouwd. In onze protestantse kerk wordt het ambt omschreven als ‘dienst van het Woord’. Predikanten vervullen daarin een bijzondere rol.
• Predikanten
Predikanten staan in de traditie van de apostelen die uitgezonden
zijn om te getuigen van het evangelie van het koninkrijk van God
midden in deze wereld. Predikanten ‘zijn’ niet van een gemeente,
maar worden door een gemeente ‘beroepen’ (geroepen) en worden
voor een tijd ‘verbonden’ aan een gemeente. Zij hebben de
opdracht het Woord van God te vertolken voor mensen van nu. Als
‘herders’ helpen zij de mensen die aan hun zorgen zijn
toevertrouwd de weg te gaan met God. Zelf geven ze het goede
voorbeeld. Als ‘leraars’ wijden zij in de geloofstraditie in.
Predikanten zijn ‘vrijgesteld van werkzaamheden’. Dat beteken dat
ze beschikbaar zijn voor God en zijn gemeente en voor de
tijdgenoten die op hun weg komen. Zij
|B8|
kennen de tijdgenoten ook buiten de kerk en kunnen een verband
leggen tussen levensvragen van mensen en de christelijke
traditie. Een volwassen gemeente stelt hen ook hier graag voor
vrij.
Omdat de kerk ook geroepen is tot herderlijke zorg voor mensen
die in bijzondere situaties verkeren, zijn er predikanten in
bijzondere dienst die werkzaam zijn in het categoriale pastoraat.
Zo verleent de Protestantse kerk zending aan predikanten die
werkzaam zijn in de gezondheidszorg, krijgsmacht en justitionele
inrichtingen. Onze kerk stelt ook predikanten vrij om onder
studenten, doven en varenden te werken.
• Andere ambtsdragers
Behalve predikanten zijn er ook andere ambtsdragers in onze kerk.
Deze ambten zijn meestal gebonden aan een lokale gemeenten. In de
traditie van onze kerk kennen we ouderlingen. We spreken
van een presbyteriale kerk. Dat gaat terug op de
‘presbyters’ of ‘oudsten’ (minder in leeftijd als wel in
ervaring) waar in het Nieuwe Testament over wordt gesproken. Vaak
bewegen zij zich op het terrein van het pastoraat en gaan ze de
gemeente voor in de herderlijke zorg. Ze kunnen echter ook hun
speerpunt maken van missionair werk of werk onder jongeren. Naast
de ouderlingen kent de kerk vanouds de diakenen. In de
Protestantse Kerk spelen zij een prominente rol. Zij gaan de
gemeente voor in de diaconale roeping. Zij herinneren de kerk aan
de barmhartigheid waarmee Jezus de mensen aanzag en aan het brood
dat hij deelde. De dienst van de diaken begint aan de tafel van
de Heer. Van daaruit wordt gedeeld aan hen die dit nodig hebben.
Daarbij is niet alleen sprake van liefdadigheid: de diakenen gaan
de gemeente ook voor in de dienst van de gerechtigheid en het
recht.
De Protestantse Kerk kent in de huidige tijd ook kerkelijke
werkers. Zij zijn ambtsdrager (meestal ouderling, soms
diaken) en werken binnen lokale geloofsgemeenschappen. Het zijn
hoger opgeleiden die vooral werkzaam zijn op de gebieden van
pastoraat, diaconaat en missionair werk. In sommige gevallen
wordt hen in de plaatselijke situatie ook de volmacht van de
bediening van het Woord (en sacrament) gegeven.
Een bijzondere vorm van ouderlingen zijn de
ouderling-kerkrentmeesters. Zij hebben de (geestelijke)
taak voor het juiste beheer van de materiële goederen. Met elkaar
brengen de leden van de gemeente de financiële gaven bij elkaar
die nodig zijn voor de voortgang van de evangelieverkondiging en
de opbouw van de gemeente. Dat is ‘levend geld’. Daarnaast zijn
er vaak bezittingen, zoals een kerkgebouw. We vinden dat dit goed
moet worden beheerd.
• De kerkenraad
Met elkaar vormen de ambtsdragers de kerkenraad. Dat zijn dus ‘de
ambten bij elkaar’. De kerkenraad geeft leiding aan het leven en
werk van de plaatselijke gemeente. Dat doen ze onder andere door
in vergadering bijeen te zijn en met elkaar te spreken. Je kunt
een kerkenraad een bestuur noemen, maar het is geen regelclub.
Beter is het om te spreken over ‘geestelijk leidinggeven’. De
kerkenraad ziet erop toe dat de gemeente christelijk
blijft. Dat de gemeente verbonden blijft met de bron. Dat de
gemeente een gemeenschap is van broeders en zusters voor en met
elkaar. Dat
|B9|
ze zich door God laten zenden in de wereld. Het spreekt vanzelf
dat ambtsdragers daarin de gemeente zelf voorgaan en het goede
voorbeeld geven.
Leiding geven dient de eenheid van de gemeente. De gelovigen zijn
als broeders en zusters ‘één in Christus’, maar die eenheid staat
vaak onder spanning. Eigenbelang, groepsbelang en fundamentele
meningsverschillen kunnen de eenheid onder druk zetten. Bij
geestelijk leidinggeven hoort daarom ook het wijzen op de eenheid
in Christus en daar als kerkenraad zelf ook uitdrukking aan te
geven.
Plaatselijke gemeenten zijn zelfstandig. Ze hebben een eigen kerkenraad. De Protestantse kerk kent protestantse gemeenten, hervormde gemeenten, gereformeerde kerken en evangelisch-lutherse gemeenten. Lokale gemeenten leven echter niet los naast elkaar. Ze zijn met elkaar verbonden door het geloof in de ene Heer. Een geloofsgemeenschap is wel kerk in een plaats maar niet van een plaats. ‘Dorpsisme’ of een variant daarvan verliest het ‘katholieke’ (algemeen christelijke) karakter van de kerk uit het oog.
• Ontmoeting
Deze verbondenheid komt uit in de ontmoetingen tussen gemeenten.
Het ligt voor de hand dat dit vooral in een regio gebeurt. Deze
ontmoetingen zijn bedoeld voor onderlinge bemoediging en
aansporing. Daarnaast is er plaats voor bezinning op kerk-zijn
nu. Goede ervaringen kunnen gedeeld worden en uitdagingen
besproken. Dit alles kan alleen vruchtbaar zijn wanneer in deze
ontmoetingen de hartslag van het geloof hoorbaar is en het
geloofsgesprek wordt gevoerd.
• Visitatie: elkaar een zorg
Een bijzondere vorm van ontmoeting is de visitatie: op bezoek
gaan bij elkaar. De basis van visitatie is vriendschap. Vrienden
bezoeken elkaar. Menen dat we geen bezoek nodig hebben, komt erop
neer dat we geen vrienden van elkaar willen zijn. We willen van
elkaar horen en weten hoe we kerk van Jezus Christus zijn. De
ogen van anderen helpen om de roeping kerk te zijn opnieuw ter
harte te nemen. Zo'n bezoek is niet vrijblijvend een avondje met
elkaar babbelen. Het staat onder het teken van het gehoor geven
aan de roeping van de kerk. Daarom durven we het aan naar elkaar
transparant te zijn. Daarom is er ook de roeping een spiegel voor
te houden, een seismograaf te zijn die wat verborgen is aan
spanningen aan het licht brengt, en ter sprake te brengen wat als
een taboe wordt verzwegen.
• Meerdere vergadering(en)
De Protestantse Kerk is presbyteriaal. Dat wil zeggen
dat ze gemeenten kent met een raad van ‘presbyters’, een
kerkenraad. Ze is ook synodaal. Daarmee wordt uitgedrukt
dat er een samenhang is tussen de gemeenten, dat er eenheid is
als het gaat om geloof, belijden en kerkorde. Naast de
kerkenraadsvergadering is er dan ook de ‘meerdere vergadering’.
Meerder wil niet zeggen belangrijker, of machtiger: de
protestantse kerk is niet een hiërarchische kerk. Het meerder
slaat op ‘meer’ dan de plaatselijke gemeente. In deze meerdere
vergaderingen wordt onder aanroeping van de Geest gesproken over
wat het belang is van de kerk als geheel dient en wordt
|B10|
daarover ook besloten. Zo zijn we met elkaar kerk. Als een kerk met een synode. In de Protestantse Kerk is nu ook een zogenaamde tussenlaag: de classicale vergadering. Hoewel deze een eerbiedwaardig verleden kent, is de tussenlaag zelf, zeker waar het om de huidige vorm van 74 classes gaat, niet principieel.
Gemeente zijn met elkaar betekent ook ‘toezien’. Dat kwam al uit in de visitatie. Toezien is niet een erg populair woord. Waarom zouden anderen zich met een plaatselijke gemeente moeten bemoeien? En toch is dit wezenlijk voor de Protestantse Kerk. De gemeenten zijn aan elkaar verbonden door een gemeenschappelijk geloof en orde. Dat is niet iets vrijblijvends. Dit gemeenschappelijke geloof en orde weerspiegelt het gezag van Christus zelf. Een gemeente die zich daar niets aan gelegen laat liggen, breekt niet alleen uit de kerk, maar dreigt daarmee ook los van Christus te geraken. Hoe zit dit toezien eruit?
• Opzicht en Rechtspraak
De gemeente die samenkomt rond de tafel van de Heer, is een
gemeente die geroepen wordt een leven te leiden dat past bij het
evangelie. In het bijzonder geldt dit voor ambtsdragers. Immers,
de gemeente heeft hen een bijzonder ambt toevertrouwd. De kerk
oordeelt over haar eigen leden en met name over ambtsdragers. Dat
laatste gebeurt door onafhankelijke colleges.
Dit opzicht raakt ook aan de inhoud van het geloof en de weg van
de kerk in het belijden van Gods naam. Predikanten zijn geroepen
het geloof in die God te verkondigen waar de Schriften van
getuigen, en te gaan in de weg van het belijden van de ‘algemene,
christelijke’ (katholieke) kerk. De geloofwaardigheid van de kerk
is immers verbonden met de trouw aan het evangelie.
Daarnaast kent de kerk rechtspraak bij bezwaren en in geschillen.
Bij een geloofsgemeenschap hoort niet goed de gang naar de
wereldlijke rechter.
• Interventie
Het is onjuist idealistisch over een geloofsgemeenschap te
spreken. Spanningen, onenigheid en conflicten zijn er altijd
geweest en zijn er ook nu. De kwaliteit van de kerk is wel in het
geding als het gaat om de wijze waarop met conflicten omgegaan
wordt. Die conflicten kunnen spelen tussen kerkenraad en
predikant, kerkenraadsleden onderling, kerkenraad en gemeente.
Conflicten hebben vaak ook te maken met verschil van inzicht over
het te voeren of gevoerde beleid. Omgaan met conflicten en
spanningen vraagt om wijsheid, fijngevoeligheid en transparantie.
Omdat conflicten die lang slepen veel negatieve energie geeft, is
het belangrijk dat er in de kerk duidelijke bevoegdheden zijn,
zodat waar nodig tijdig beslissingen kunnen worden genomen.
De Protestantse Kerk is ‘gestalte van de algemene (katholieke), christelijke kerk’. Dat is positief geformuleerd. De negatieve realiteit hierachter is, dat de ‘katholieke’ kerk
|B11|
verscheurd en verdeeld is en dat daarom de afzonderlijke
gestalten (waaronder de Protestantse kerk) niet katholiek zijn.
Er is één Heer en daarom hoort er ook maar één lichaam van
Christus te zijn. De gebrokenheid is niet iets waar in berust kan
worden. Dat geldt niet alleen nationaal of internationaal, dat
geldt ook plaatselijk. Te lang en te zeer hebben christelijke
gemeenten en gemeenschappen plaatselijk elkaar genegeerd, veracht
of verketterd.
Het hoort bij het DNA van de Protestantse Kerk om deze
gebrokenheid te betreuren, en om zich in te zetten de eenheid te
zoeken en te bevorderen. Het is verheugend dat de Protestantse
kerk zelf een verenigde kerk is. Deze vereniging vraagt
echter op een vervolg, internationaal, landelijk en plaatselijk.
Er is ruimte voor verdere samenwerking als het gaat om de
plaatselijke oecumene. Een samenwerking die tot verregaande
vormen van eenheid kan leiden. Behalve aan oudere oecumenische
partners als de Remonstrantse Broedergemeenschap, de Doopsgezinde
gemeenschap en de Vrije Evangelische gemeenten valt te denken aan
de diverse ‘gereformeerde’ kerken, rooms katholieke parochies,
migrantengemeenten en pinkster- en evangeliegemeenten.