|16|
In dit hoofdstuk wordt gelet op de manier waarop gemeenten met
elkaar samenleven en hoe ze samen de Protestantse Kerk vormen.
Hoe kan dat op zo’n wijze, dat we daarmee het wezenlijke van het
kerkzijn dienen? Dat is de inzet van dit hoofdstuk. Een dringende
inzet, omdat voor het gevoel van velen we juist hier dreigen vast
te lopen en terecht of onterecht uitstralen dat we een
besturenkerk zijn. Achtereenvolgens komt aan de orde:
1. Algemene kerkenraad en wijkkerkenraden
2. De tussenlaag
3. Toezien
4. Visitatie
5. Rechtspraak
Veel gemeenten in onze kerk hebben te maken met een samenspel van
wijkgemeenten en een algemene kerkenraad.6 Dat
samenspel verloopt soms goed maar niet altijd. Ook hier zal de
vraag gesteld moeten worden hoe dienstbaar het model is aan de
basics van de kerk en de slagkracht van de gemeenten. De
verhouding tussen algemene kerkenraad en wijkkerkenraden kan in
de praktijk op twee manieren uitpakken:
1. Het primaat ligt bij de wijkgemeenten. Er wordt zoveel
mogelijk zelfstandigheid bij de wijkkerkenraad gelegd. De
algemene kerkenraad is vooral platform voor ontmoeting. Dit model
veronderstelt voldoende visie en bestuurskracht bij de
wijkgemeenten om ‘de eigen bonen te doppen’.
2. Het primaat ligt bij de algemene kerkenraad. De
wijkkerkenraden dragen veel taken over aan de algemene
kerkenraad. Zelf hebben ze een beperkte bevoegdheid. Dit model
veronderstelt homogeniteit tussen de wijken en een algemene
kerkenraad die in staat is beleid te maken dat past bij de
wijkgemeenten.
In de praktijk is het vaak niet duidelijk waar het primaat ligt.
Gevolg is verwarring en soms frustratie. Om een en ander scherper
te krijgen de volgende opmerkingen:
• Wanneer het eigenaarschap van gemeenten in toenemende mate
belangrijk wordt, is de vraag of een algemene kerkenraad dicht
genoeg bij het leven en werken in de wijkgemeenten staat om grote
bevoegdheden te hebben.
• De algemene kerkenraad neemt beslissingen over gebouwen en
predikanten die gemakkelijk worden aangevochten door
wijkkerkenraden of gemeenteleden die het daarmee oneens zijn. Ook
op andere terreinen zijn er wijkgemeenten die meer zeggenschap
willen over de besteding van de inkomsten van de eigen
wijkgemeente.
• Het samenspel van algemene kerkenraad en wijkgemeenten
verdubbelt of verdrievoudigt de vergaderdruk.
• Er zit een zekere willekeur in het feit dat wijken in een stad
of groter dorp wel geacht worden in een algemene kerkenraad samen
te komen, en kleinere dorpen die bij elkaar liggen en vaak tot
dezelfde burgerlijke gemeente behoren, niet.
• Er zijn wijkkerkenraden die of bestuurlijk verzwakt zijn of
niet in staat zijn over de grenzen van de eigen wijkgemeente heen
te kijken waardoor de kerkelijke presentie in de stad of het dorp
in het gedrang komt. Is het verantwoord aan deze wijkkerkenraden
grote bevoegdheden te blijven geven?
Het verdient daarom aanbeveling plaatselijk tot (meer) helderheid te komen, waarbij criteria zijn: eigenaarschap, eenvoud (denk aan vergaderdruk), samen kerkzijn en helderen krachtig bestuur.
6 Hoe dat samenspel er ook uit ziet, in ieder geval zijn die zaken die met vermogensrecht of rechtspositie te maken hebben aan de algemene kerkenraad toevertrouwd. Zie ordinantie ...
|17|
Model 1 kan radicaler worden ingevuld door de zelfstandigheid van de wijkgemeenten nog verder uit te bouwen. Dit kan uitlopen op de verzelfstandiging van de wijkgemeenten. Deze wijkgemeenten ontmoeten elkaar vervolgens in een platform. Dat platform is vooral bedoeld om de kerkelijke presentie in stad of dorp serieus te nemen. Het belang hiervan is hoog.
Model 2 kan radicaler worden ingevuld doordat meer verantwoordelijkheden bij de algemene kerkenraad worden belegd. Dit kan uitlopen op het opheffen van de zelfstandige wijkgemeenten. Wat nu wijkkerkenraad heet, kan dan kerkenraadscommissie of pastorale sectie worden genoemd.
Voor zowel model 1 als model 2 is in de huidige kerkorde ruimte. Het gaat dus om visie, de goede argumenten en een duidelijk stappenplan.
We horen als gemeenten bij elkaar. In de kerkorde van de Protestantse Kerk is gekozen voor de classis als de zogenaamde grondleggende vergadering van de kerk. Momenteel is het land opgedeeld in 74 classes. De classis functioneert daarmee tegelijk als de tussenlaag tussen de lokale gemeente en de generale synode. Vroeger was er zowel in de Nederlandse Hervormde Kerk als in de Gereformeerde Kerken ook nog een provinciale laag, maar die werd afgeschaft. De vraag moet gesteld worden of de classis in de afgelopen tien jaar aan de hooggespannen verwachtingen van de kerkorde heeft voldaan. Het kerkelijk gesprek tussen gemeenten over de grote vragen van het kerkzijn in deze tijd lijkt niet van de grond te zijn gekomen. Afgevaardigden zijn moeilijk te vinden. Op de agenda van de kerkenraad is de classis vaak een verplicht nummer. Wel wordt er bij problemen veel van verwacht maar dat veronderstelt een krachtig en deskundig breed moderamen. Vaak is dat overvragen.
In het licht van de drie criteria in de inleiding
hierboven wordt voorgesteld een andere invulling van
‘gemeenten met elkaar’ te geven.
• In plaats van de huidige 74 classes worden om en nabij acht
classes gevormd die ‘regionale classes’ worden
genoemd7. De regionale classis komt op uit de
gemeenten in het betreffende gebied. Het gaat niet om een beleid
‘van boven’ maar om een gedeeld kerkelijk leven in de regio dat
opkomt uit die regio.
De regionale classis drukt de verantwoordelijkheid van gemeenten
voor elkaar en met elkaar in de regio uit. De belangrijkste
opdracht is om leiding te geven aan het leven en werk van de kerk
in deze regio. Daarbij kunnen tal van als bureaucratisch ervaren
taken worden geschrapt en kan concentratie op de ondersteuning
van de basics van de kerk plaatsvinden. De afvaardiging
naar de regionale classis wordt gekozen volgens een nader vast te
stellen regeling. Deze classis heeft een moderamen (dagelijks
bestuur) van vijf tot zeven leden die gekozen worden door de
regionale classicale vergadering.8
• De voorzitter is het persoonlijke gezicht van de regionale
classis. Hij/zij weet zich verantwoordelijk voor de gemeenten en
predikanten in de regio en belichaamt de samenhorigheid van deze
gemeenten. Omgekeerd ziet de regionale classis toe op het goed
functioneren van de voorzitter. De voorzitter is geen ‘regelbaas’
maar iemand met een herderlijke opdracht. Hij of zij is pastor
pastorum.9 Belangrijke aandachtspunten zijn de opbouw
van het kerkelijk leven en de missionaire presentie van de kerk
in de regio. De voorzitter wordt door een nader vast te stellen
regeling verkozen door de regionale classis, volgens criteria
7 Regionale classis om begripsverwarring te vermijden met
de huidige classis. Er is niets op tegen om na toepassing van de
voorstellen in dit hoofdstuk de naam classis te blijven
gebruiken.
8 De Waalse gemeenten die nu nog een classis vormen, blijven
elkaar ontmoeten. Uiteen van de regio’s wordt een afgevaardigde
naar de Generale Synode uit de Waalse gemeenten gekozen.
9 In plaats van voorzitter kan daarom ook gesproken worden van
pastor pastorum of een andere titel die het herderlijke karakter
van het werk uitdrukt.
|18|
die algemeen geldend zijn voor alle voorzitters van de regio. De
voorzitter van het moderamen is vrijgesteld. Zijn aanstelling is
getermineerd. Het werk van de voorzitter, die in beginsel
predikant is, is ingebed in de ambtelijke vergadering van de
regionale classis. In dat kader is hij/ zij bevoegd besluiten te
nemen (zie verder paragraaf 3).
• De regionale classicale vergadering is een ambtelijke
vergadering waar een aantal welomschreven functies aan zijn
toevertrouwd. De organisatie is eenvoudig en vooral gericht op
het kerkzijn in de regio. Zij is klankbord voor het moderamen. De
regionale classis komt minimaal twee keer per jaar bijeen. De
regionale classicale vergadering is verantwoordelijk voor de
afvaardiging naar de generale synode. De wijze van
verkiezing hiervoor zal nader moeten worden vastgesteld. Dit kan
bijvoorbeeld door per toerbeurt gemeenten de gelegenheid te geven
een ambtsdrager voor te dragen. Er zijn ook andere mogelijkheden.
Het is doel is dat een goede afspiegeling van de kerk in de
synode kan worden bereikt. Er is een budget voor het werk van de
regionale classis.
• De voorzitters van de regionale classes vormen samen een
verband waar ook de scriba van de generale synode deel van
uitmaakt. Dit verband fungeert als een beraad. De
Dienstenorganisatie ondersteunt met haar expertise het werk van
de regionale classes. De Dienstenorganisatie faciliteert ook de
ontmoeting van de voorzitters. Het is dus niet de bedoeling dat
de regio’s zelf kleine dienstencentra krijgen. Dat is verspilling
van mensen en middelen. De ontmoeting tussen gemeenten is
wezenlijk voor de manier waarop we Protestantse Kerk zijn. Dit
zal ook in de toekomst het geval moeten zijn, zelfs meer dan nu.
Meer dan vaak in de huidige classicale vergadering zal het moeten
gaan om ontmoeting tussen gemeenten. Eventueel kan de
schaal waarop dit gebeurt samenvallen met de huidige classis.
Sommige classes fungeren in dit opzicht nu al heel goed. Maar ook
kleinschaliger is denkbaar, bijvoorbeeld die van de burgerlijke
gemeente. In deze ontmoeting krijgt medeleven, onderlinge
bemoediging en bezinning op kerkzijn nu gestalte. In een sfeer
van openheid houden gemeenten elkaar ook een kritische spiegel
voor. Er worden geen bestuurlijke taken bij deze samenkomsten
gelegd. De organisatie van deze ontmoeting is eenvoudig. Er is
geregeld maar minimaal één maal per jaar een ontmoeting, waaraan
zoveel mogelijk de ambtsdragers en belangstellende gemeenteleden
in de regio deelnemen. Zo’n ontmoeting kan ook een festivalachtig
karakter hebben: we komen bij elkaar en er valt wat te vieren.
Kerkendag in de regio! De ontmoetingen kunnen leiden tot allerlei
vormen van samenwerking tussen gemeenten. Het moderamen van de
regionale classis ziet toe op het daadwerkelijk tot stand komen
van deze ontmoetingen.
Toezien is iets dat bij de Protestantse Kerk hoort. Dat heeft
niets met bemoeizucht of overheersen te maken maar alles met de
opdracht van de kerk om samen in het spoor te gaan van Christus.
Spannend wordt het wanneer er conflicten ontstaan. Die zullen
altijd weer de kop opsteken. Het komt er dan op aan hoe
conflicten worden beslecht. Van veel kanten wordt luid en
duidelijk gezegd dat de huidige procedures, bij alle goeds dat
ervan te zeggen valt, stroperig, tijdrovend of halfslachtig zijn.
Een oorzaak hiervan is dat bij de behandeling van een conflict of
‘een zaak’ meerdere instanties zijn betrokken zonder dat
duidelijk is wie eigenaar is van het proces. Deze opzet is
gekozen ter wille van de zorgvuldigheid, het voorkomen van een
tunnelvisie en het verkrijgen van draagvlak. Tegelijk levert het
wel de genoemde stroperigheid en een gebrek aan
'doorzettingsmacht' op. De kerk van morgen zal nog steeds een
kerk van zorgvuldigheid moeten zijn, maar ook van
doortastendheid. Het accent zal daardoor verschuiven van ‘de vele
instanties’ naar meer persoonlijk gezag dat is toevertrouwd aan
hiertoe geroepen voorgangers. Verschuiven is iets anders dan
inwisselen voor, maar geeft wel een tendens aan. Hier volgt een
aantal voorstellen:
• De voorzitter van een regionale synode is bevoegd besluiten te
nemen in (nader te bepalen) conflicten die door het moderamen van
de regionale classis in behandeling zijn genomen, dit in
overleg met het moderamen van deze regionale classis.
|19|
• De voorzitter is bevoegd, na overleg met de visitator die lid
is van het moderamen, bij conflicten die hem of haar ter kennis
komen de buitengewone visitatie in te schakelen en om advies te
vragen.
• De voorzitter kan ook een (landelijke) commissie van bijzondere
zorg inschakelen. Een dergelijke commissie heeft in het verleden
een rol gespeeld rond de scheuring van gemeenten en daar een
uitmuntende rol in gespeeld. Het gaat om ervaren bestuurders die
in staat zijn in korte tijd een analyse te maken van een probleem
en op grond daarvan met concrete voorstellen komen.
• De voorzitter is tevens bevoegd om professionele hulp in te
schakelen ten behoeve van de oplossing van bestuurlijke problemen
van gemeenten, op kosten van de regionale classis die daartoe
budget heeft.
• De Dienstenorganisatie ondersteunt dit alles met haar
expertise.
De acht regionale classes vormen een vereenvoudiging ten opzichte van de huidige 74 classes. Het verlicht de organisatie en maakt energie vrij voor de basics van kerkzijn. Zo komt er ruimte voor een ander kerkbesef met het daarbij behorend commitment. Het moderamen heeft de benodigde kwaliteit Het moderamen weet zich verantwoordelijk voor de gemeenten van de regio. Mede door de inbreng van de regionale classicale vergadering wordt een visie ontwikkeld op de regio: wat is nodig, wat vraagt om ondersteuning, waar zijn nieuwe initiatieven mogelijk en wenselijk? Welke gemeentevormen zijn nodig en welke toerusting past daarbij? Hoe krijgt de missionaire presentie in met name die gebieden in de regio waar ‘open plekken’ ontstaan (zie II B hoofdstuk 2) gestalte? Het gaat bij de regionale classis dus meer om een regiefunctie dan om een bureau voor het ‘gestaalde kader’. Een vrijgestelde voorzitter van de regionale classes past ook bij de behoefte aan een persoonlijk gezicht en persoonlijk gezag, meer dan aan dat van colleges of vergaderingen. De eenheid en samenhorigheid van de gemeenten wordt meer belichaamd in een persoon dan in een vergadering of college. Dat geeft ook meer zichtbaarheid aan de kerk in de regio dan bij een als anoniem ervaren vergadering of college. Tegelijk voorkomt de inbedding van de voorzitters in een ambtelijke vergadering en in een beraad van voorzitters alleenheerschappij. Ten slotte maakt deze structuur ook meer effectieve besluitvorming mogelijk, als alternatief voor de vaak als stroperig ervaren procedures nu.
Visitatie, ‘bezoeken’, drukt de verbondenheid van gemeenten met elkaar uit. Op bezoek gaan bij elkaar staat in het teken van de opdracht elkaar als broeders en zusters lief te hebben en voor elkaar het goede te doen. Zo kunnen we invulling geven aan de zorg voor eikaars geestelijke welzijn. Bemoediging in Gods naam speelt daarin een belangrijke rol, maar ook aansporing en ‘vermaning’: we zijn elkaar ook gegeven als kritisch tegenover.
In onze kerk kennen we de gewone of reguliere visitatie die in principe elke vier jaar wordt gehouden doorleden van de regionale visitatie. Deze visitatie wordt wisselend gewaardeerd. Het invullen van lijsten vooraf wordt vaak niet als zinvol ervaren. Er zijn zeker geslaagde visitaties maar ook gebeurt het dat de visitatie als een verplicht nummer wordt beschouwd, en dat terwijl er veel tijd en inzet mee gemoeid is. Er is moeite visitatoren te krijgen en ook de kwaliteit van de visitatie is in het geding. Er pleit dan ook veel voor om deze visitatie in de huidige vorm te laten vervallen. In plaats van deze visitatie is het de voorzitter van het college van visitatoren van de regionale classes die minimaal eens in de zes jaren een bezoek brengt aan een cluster van gemeenten, tezamen met een andere visitator. Variaties op deze vorm zijn mogelijk. Dit bezoek kan eventueel aanleiding zijn tot buitengewone visitatie.
De buitengewone visitatie is van wezenlijk belang. Deze bijzondere visitatie wordt opgedragen aan speciaal voor die taak geschikte personen die benoemd worden door het moderamen van de regionale synode. Per regio zijn dat ongeveer zes visitatoren. De voorzitter van deze bijzondere visitatoren is tevens lid van het moderamen
|20|
van de regionale synode. Alle buitengewone visitaties worden tevoren overlegd en afgestemd met de voorzitter van de regionale classis. De visitatie geeft een dringend advies. De ‘doorzettingsmacht’ berust bij het moderamen van de regionale classis en haar voorzitter.
De voorzitters van de regionale visitatie vormen tezamen een generaal college voor de visitatie. Hier wordt een visitator generaal aan toegevoegd die voorzitter van dit generale college is. De voorzitters van de regionale visitatie worden voor hun taak gedeeltelijk vrijgesteld. Dat geldt ook voor de visitator generaal.
De kerk kent haar eigen rechtspraak. Paulus sprak al uit dat het een schande is om interne conflicten voor te leggen aan de burgerlijke rechter. Daarnaast is de kerk gehouden tot opzicht over het leven van de leden en over leer en leven van de ambtsdragers, in het bijzonder de predikanten. De interne rechtspraak garandeert de onafhankelijkheid van de kerk ten opzichte van de staat en is ook uit dit oogpunt een kostbare zaak.
Parallel met wat gezegd is over het toezien, is ook bij de rechtspraak de opheffing van de stroperigheid gewenst. Het spreekt vanzelf dat dit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de rechtsprekende colleges. In de huidige inrichting zijn er regionale colleges en een generaal college van de rechtspraak, en regionale colleges en een generaal college van bezwaren en geschillen. Deze colleges kunnen worden samengevoegd tot steeds één generaal college kerkelijke rechtspraak met twee kamers en drie of vier regionale colleges elk ook met twee kamers. Daarnaast is er een generaal college voor de ambtsontheffing.