|28|
Beheer over geld en goederen is even geestelijk als pastoraat en eredienst. Niet voor niets kennen we kerkrentmeesters die ouderling zijn en deel van de kerkenraad uitmaken. Ook diakenen beheren gelden en soms goederen. Deze zijn bedoeld voor het diaconale werk van de gemeente en moeten gescheiden blijven van de gelden voor de instandhouding van de gemeente. Gemeenteleden brengen geld bijeen voor de opbouwvan de gemeente, de voortgang van de evangelieverkondiging en de dienst aan de naaste. Daar zijn ook inkomsten uit bezit en eigendommen voor bestemd. Het luistert nauw hoe dit alles wordt beheerd. Daarom moet beheer voldoen aan algemeen geldende maatstaven van zorgvuldig en behoorlijk bestuur. Dit vraagt om deskundigheid en ervaring bij het college van kerkrentmeesters en diakenen.
Gemeenten bestaan niet los van elkaar. Dat geldt ook voor het beheer. Daarom kennen we in onze kerk het zogenaamde toezicht van de bovenplaatselijke kerk. Dat is geen bemoeizucht maar een zorg voor het belang van de plaatselijke gemeente en de kerk in haar geheel. Het schept vertrouwen naar de leden maar ook naar buiten, naar het publiek en de overheid. Naast dit toezien wordt door de bovenplaatselijke kerk advies en ondersteuning aangeboden aan plaatselijke beheerders. Onze kerk kent als toezichtorgaan het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken (RCBB). Ondersteuning wordt verder geboden door de Dienstenorganisatie en flankerende organisaties.
In het licht van Kerk 2025 zijn er, als het gaat om beheer en
toezicht, de volgende uitdagingen:
• Beheer is een voluit geestelijke zaak. Tegelijk gaat het tegen
het wezen van kerkzijn in wanneer gemeenten worden opgezadeld met
een overmaat aan regels, waardoor beheer een onevenredige last
vormt. Er zijn signalen dat dit het geval is. Verlichting is
nodig, om zo energie vrij te maken voor de basics van kerkzijn en
gemeenteleden niet overmatig te belasten.
• Er is sprake van afnemende bestuurskracht, zowel voor het
plaatselijke als het bovenplaatselijke beheer en toezicht. Hoe
kunnen we tot een zo eenvoudig mogelijke aanpak van het
plaatselijk beheer komen, zodat minder mensen op verantwoorde
manier het beheer en het toezicht kunnen uitvoeren? Dat mag de
zorgvuldigheid en degelijkheid van het beheer niet in gevaar
brengen. Dat geldt temeer omdat — middels de wetgeving rond de
ANBI — de kerk belastingvoordeel van de overheid ontvangt. Het
zal de kunst zijn gemeenten zoveel mogelijk vrijheid te geven en
tegelijk als kerk de zorgvuldigheid te garanderen.
• Als het om beheer gaat is er een diversiteit aan
dienstverlening aan de gemeenten. Hoe kunnen de krachten zodanig
gebundeld worden dat er geen energie wordt verspild en de
gemeenten zo doeltreffend mogelijk kunnen worden ondersteund?
Hieronder volgen voorstellen die antwoorden geven op deze uitdagingen.
• Het beheer blijft een taak van de plaatselijke gemeente en de
kerkenraad is eindverantwoordelijk. Bovenplaatselijke
ondersteuning of bemoeienis is gericht op versterking hiervan.
Alleen als er gegronde redenen zijn, moeten verantwoordelijkheden
in een bovenplaatselijk verband worden belegd.
• Het beheer over diaconale aangelegenheden blijft gescheiden van
niet-diaconale zaken.
• Er komt meer standaardisatie in de administratieve processen
binnen de gemeenten. Dat kan door over te stappen op een digitale
wijze van administratie. Dit kan ertoe leiden dat de jaarcijfers
van gemeenten in één eenvoudig rekenschema kunnen worden
opgeleverd. Dit ten behoeve van meerjarenraming voor de gemeente
zelf of voor doeleinden van toezicht, quotumberekening,
statistiek en verantwoording naar de overheid, bijvoorbeeld
inzake ANBI.
|29|
• Maatwerk is nodig. Onder bepaalde voorwaarden zal aan kleine
gemeenten of aan gemeenten met een gering budget toegestaan
worden om geen aparte colleges en/of aparte rechtspersonen voor
gemeente en diaconie te hebben. Het spreekt vanzelf dat de
geldstromen wel gescheiden blijven.
• In II B hoofdstuk 1 (Hoe wij samen kerk zijn) is al gewezen op
de mogelijke conflicten tussen wijkgemeenten en een algemene
kerkenraad als het gaat over inkomsten en de besteding daarvan.
Duidelijkheid overwaarde bevoegdheden liggen is belangrijk. Het
is mogelijk dat op grond van eerdere ervaring er (weer) meer
bevoegdheid bij de wijkkerkenraden wordt gelegd.
• Het bovenplaatselijke toezicht heeft van doen met besluiten van
kerkenraden over langdurige contracten met predikanten en
anderen, beslissingen rond kerkgebouwen (zoals ingrijpende
verbouwingen en verkoop) en het beheer van aanzienlijke
financiële vermogens.
• Gemeenten zenden hun jaarstukken, ondertekend door de
kerkenraad, naar de toezichthouder. Deze hanteert een
classificatiesysteem dat zichtbaar maakt in welke mate gemeenten
aan de standaardregels van het toezicht voldoen (waaronder de
regel dat boekhouding en beheer van geldmiddelen niet in dezelfde
hand berust). Bij gemeenten waar dit het geval is, is de toetsing
marginaal.
• Wanneer de kwaliteit van het beheer in een gemeente niet
voldoende is gegarandeerd, onderneemt de toezichthouder acties
die oplopen van signaleren, waarschuwen en inroepen van
ondersteuning van buiten tot het opleggen van de verplichting om
beheerszaken in samenwerking met andere gemeenten uit te voeren.
Desgewenst kan de toezichthouder informatie over het beheer van
een plaatselijke gemeente geven aan het moderamen van een
regionale classicale vergadering.
• Voor gemeenten die niet of nauwelijks een vorm van bestuur
hebben wegens het ontbreken van beschikbare gemeenteleden terwijl
er grote belangen op het spel staan (wegens aanwezigheid van
personeel, gebouwen, vermogens) en die toch zelfstandig blijven,
moet een kerkordelijke regeling komen. Die moet het mogelijk
maken dat gedelegeerde bestuurders/ beheerders kunnen worden
aangesteld die vanuit een regionale classicale vergadering en het
RCBB bevoegd worden verklaard het bestuur en/of beheer van de
gemeente tijdelijk te behartigen.
• Om de kwaliteit van het toezicht te bevorderen en in de
toekomst te garanderen wordt het aantal RCBB’s gesteld op één per
regionale classis en zo mogelijk op termijn in totaal vier,
verdeeld over de toekomstige regio’s. De moderamina van deze
RCBB’s (of een afvaardiging daarvan) vormen gezamenlijk het
generaal college voor de behandeling van beheerszaken. Dat heeft
tot taak de kwaliteit van het toezicht te bevorderen en de
gelijke behandeling van gemeenten in alle regio’s te garanderen.
Voor gemeenten is advies en ondersteuning op het terrein van beheer beschikbaar door de Dienstenorganisatie en de RCBB’s. Daarnaast zijn er flankerende organisaties actief op dit terrein: de Vereniging Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB), het Kantoor voor Kerkelijke Administratie en het Kantoor voor Kerkelijke Goederen (KKA/KKG). Zij leveren (betaalde) diensten op dit gebied aan gemeenten. Onderzocht moet worden of en hoe deze verschillende vormen van dienstverlening kunnen worden ondergebracht in één gezamenlijke koepelorganisatie. De kerk geeft daaraan leiding maar de verschillende partijen werken hierin vanuit hun eigenheid en zelfstandigheid samen. Het doel daarvan is de verzorging van dienstverlening op de verschillende deelterreinen van het beheer vanuit één loket. Dat voorkomt dubbel werk en onduidelijkheid over het adres van een vraag of verzoek op het gebied van beheer, en het bevordert de deskundigheid van de dienstverlening. Uitgangspunt daarbij is dat deze dienstverlening waar mogelijk wordt uitgevoerd door vrijwilligers en alleen waar het strikt noodzakelijk is door betaalde professionals.
|30|
In deze nota is een traject afgelegd. Te beginnen bij back to basics en eindigend bij beheer. Dit alles is bedoeld om de weg van de Heer te vervolgen. Christenen werden niet toevallig al vroeg ‘mensen van de weg’ genoemd.
Wij leven in een roerige wereld. Oude zekerheden wankelen en wat komen zal is onduidelijk. Hoe zal Wereld 2025 eruit zien? En Nederland 2025? En wat betekent dit voor Kerk 2025? Ooit stuurde Jezus zijn leerlingen de wereld in. Zonder reiszak maar met schoenen voor onderweg. Zomaar te gaan... Van de leerlingen staat geschreven:
Ze gingen op weg en maakten bet goede nieuws bekend.
(Marcus 6: 12)
Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen.
Wat de toekomst ook zal brengen, als leerlingen van Jezus worden we nu geroepen deze zelfde weg te gaan. In goed vertrouwen dat de Geest ons daarin te hulp zal komen. Daarom bidden we om die Geest: Veni Creator Spiritus, Kom heilige Geest, vervul ons met uw volheid.