|12|
Het eerste wat gezegd moet worden over de Protestantse Kerk is dat ze kerk is. De Protestantse Kerk in Nederland is een eigen gestalte van de ene Kerk, met een eigen kerkorde. Dat ‘eigen’ is echter niet het wezenlijke van de Protestantse Kerk. Het wezenlijke van de Protestantse Kerk is dat ze kerk is, lichaam van Christus, samen met alle andere kerken.
• Het hoogste gezag in de kerk heeft Christus. Hij die
zich heeft vernederd tot de dood aan het kruis is opgestaan uit
de dood en is het Hoofd van de kerk. Zonder de gehoorzaamheid aan
Christus wordt de kerk een heilloze gemeenschap. Het gaat erom
dat de kerk ‘christelijk’ blijft, levend vanuit Christus en door
de Geest. Hoe ook de organisatie van de kerk eruit ziet: deze
gehoorzaamheid aan Christus en zijn Geest is de rode draad en
moet dat ook blijven, wil er van kerk sprake zijn.
• De kerk leeft van de genade van God. Die wordt ons
steeds opnieuw geschonken. Het zijn wonderlijke woorden die in
deze wereld klinken, soms als een fluisterstem, soms luid en
indringend. Woorden als ‘vrede voor jou’, ‘ik ken je, je bent van
mij’, ‘je zonden zijn je vergeven’, ‘sta op en wandel’. Die
woorden klinken vooral door in de verkondiging van het woord van
God en in de tekenen van doop en avondmaal. Het zijn
mensenwoorden die tot ons worden gesproken en die we elkaar
toespreken, maar door deze woorden heen spreekt God zelf tot
ons.
• De kerk is een kerk die een zending heeft. Beter gezegd: God
heeft een zending. Die is begonnen met de verkiezing van
Israël en heeft als doel het aanbreken van het koninkrijk van God
in deze wereld. De kerk is ingeschakeld in deze zending. We zijn
als kerk geroepen ‘medewerkers van God’ te zijn. Omdat het om
Gods zending gaat, is deze zending gericht op de wereld. Omdat
het om Gods zending gaat, komt deze niet tot rust voordat het
rijk van God is aangebroken. Een naar binnen gekeerde kerk is
‘van God los’. Een kerk die niet weet van de onrust van het Rijk
van God en die het verlangen naar de definitieve komst van dit
Rijk is kwijtgeraakt, is een zoutpilaar geworden.
• De kerk is een kerk die God belijdt als Vader, Zoon en
heilige Geest. Alleen een kerk die deze drie-ene naam van God
belijdt, is een sprekende kerk. Dit belijden van de kerk moet wel
vandaag gebeuren. Het is een belijden dat slaat op de wereld van
nu en is gericht tot mensen van nu, in de taal die kan worden
begrepen. Dit belijden komt echter niet uit de lucht vallen. Het
is een voortzetting van het belijden van allen die ons zijn
voorgegaan, kinderen, vrouwen en mannen. Als Protestantse Kerk
zijn we verbonden met het belijden van de ‘algemene christelijke
kerk’ en daarbinnen met het belijden van ‘de kerk van de
Reformatie’. Een kerk die losraakt van het belijden van het
voorgeslacht staat weerloos in het heden en met lege handen in de
toekomst.
• De Bijbel (de Schrift) is het bronboek van de kerk.
Deze getuigt van een rechtvaardige en liefhebbende God die zijn
weg gaat met Israël en de volkeren. We raken nooit op de
Bijbel uitgekeken, worden er steeds weer door verrast. Door de
Geest worden de woorden van dit boek woorden van leven voor
mensen van nu. Alleen door trouw te blijven aan de getuigen van
de Bijbel (de apostelen en de profeten) blijft de kerk in het
spoor van dit leven. Daarom is de Bijbel niet alleen bronboek
maar ook toetssteen. Wat gedaan en gezegd wordt in de kerk, moet
getoetst worden aan het getuigenis van de Bijbel.
De Protestantse Kerk is kerk. Ze is ook protestants. Dat protestantse komt vooral uit in het presbyteriale-synodale karakter van onze kerk. Dat betekent allereerst dat het hart van de kerk klopt in de plaatselijke gemeente. Waar twee of drie samenkomen, is Christus
5 Dit deel is gebaseerd op de Kerkorde van de Protestantse Kerk. Een uitgebreider beschrijving is te vinden in bijlage 3. Deze bijlage kan als afzonderlijk deel gebruikt worden als een eenvoudige gids voor de plaatselijke gemeente, helpt om door de bomen het bos te zien en zicht te krijgen op de hoofdaspecten van manieren waarop we Protestantse Kerk en protestantse gemeenten zijn.
|13|
in hun midden. Deze plaatselijke gemeente dat zijn de gelovigen met elkaar. De gelovigen zijn de leerlingen van Jezus. Zij zijn het levend lichaam, zij leven door de Geest van God. De kerk is dus niet een service-instituut waar professionals een publiek bedienen. De kerk, dat is de gemeenschap van de gelovigen, de volgelingen van Jezus, die door Jezus zelf geroepen zijn en deel mogen uitmaken van zijn lichaam.
• Wat doen deze gelovigen? Hoe vormen zij een gemeenschap? Wat
doen ze en hoe leven ze met elkaar? Zonder uitputtend te zijn
volgen hier zes aspecten van deze gemeenschap:
- Samenkomen rond de levende Heer als gemeenschap die het leven
met elkaar deelt, het geloof beoefent en leert om leerling te
zijn van Jezus.
- Vieren, in erediensten, op zondag maar ook op andere dagen, om
te horen naar het Woord en God te vereren.
- Pastoraat en omzien naar elkaar. Het is de hulp die we elkaar
bieden om de weg met God te gaan, in alle omstandigheden van het
leven.
- Diaconaat: kerkzijn betekent dat we delen van de gaven die God
ons heeft gegeven en daarbij vooral oog hebben voor de minder
bedeelden.
- Getuige zijn: het hoort bij christenzijn dat je vrij durft te
spreken over je geloof en Gods naam durft te belijden.
- Gezonden zijn: je komt samen om weer uitgezonden te worden.
Gezonden mensen hebben een missie in deze wereld.
• Een gemeenschap bestaat in de kern uit gedoopte leden. De doop
is hét teken datje opgenomen wordt onder de leerlingen van Jezus.
Je wordt gedoopt. Het is een geschenk, een gave van God
die je verbindt aan Christus en zijn lichaam, de kerk. De grenzen
van de kerk zijn echter vloeiend. Het centrum van de kerk is de
levende Heer die uitstraling heeft. Hoe en hoe ver die
uitstraling gaat, hoeven we niet vast te leggen. Er zijn
sympathisanten, gasten etc. die op een of andere manier verbonden
zijn met de gemeenschap zonder gedoopt te zijn. Ook zij horen bij
de gemeenschap en worden serieus genomen.
• In een plaatselijke gemeente is ieder geroepen om een levend
lid van de gemeenschap te zijn. De kerk is van de Heer en kerk
zijn de gelovigen zelf. leder krijgt de gaven van God die nodig
zijn voor de opbouw van het lichaam van Christus. Dat wordt ‘het
ambt van alle gelovigen’ genoemd. Daarbinnen kent de kerk
bijzondere ambten. Zij krijgen de handen opgelegd ‘onder het
aanroepen van de Geest’ en zo wordt hen dit ambt toevertrouwd. In
onze Protestantse Kerk wordt het ambt omschreven als ‘dienst van
het Woord’. We kennen het ambt van predikant, ouderling en
diaken, waarbij sommige ouderlingen kerkrentmeester zijn.
• Tezamen vormen de ambtsdragers de kerkenraad. Dat zijn dus ‘de
ambten bij elkaar’. De kerkenraad geeft leiding aan het leven en
werk van de plaatselijke gemeente. Dat doet hij onder andere door
als leden in vergadering bijeen te zijn en met elkaar te spreken.
De kerkenraad ziet erop toe dat de gemeente christelijk
blijft. Dat de gemeente verbonden blijft met de bron. Dat de
gemeente een gemeenschap is van broeders en zusters voor en met
elkaar die zich door God laten zenden in de wereld. Leiding geven
dient de eenheid van de gemeente. Bij geestelijk leidinggeven
hoort daarom ook het wijzen op de eenheid in Christus en daar als
kerkenraad zelf ook uitdrukking aan te geven.
• Plaatselijke gemeenten zijn zelfstandig. Ze hebben een eigen
kerkenraad. De Protestantse Kerk kent protestantse gemeenten,
hervormde gemeenten, gereformeerde kerken, evangelisch-lutherse
gemeenten en Waalse gemeenten. Lokale gemeenten leven echter niet
los naast elkaar. Dit samen kerkzijn komt uit in
- ontmoetingen tussen gemeenten, meestal in een regio.
- visitatie: de ‘kerk’ bezoekt de plaatselijke gemeenten als
teken van verbondenheid en vriendschap, bemoediging, aansporing
en kritisch tegenover.
Naast de kerkenraadsvergadering is er dan ook de ‘meerdere
vergadering’. Meerder wil niet zeggen belangrijker of machtiger:
de Protestantse Kerk is niet een hiërarchische kerk. Het meerder
slaat op ‘meer’ dan de plaatselijke gemeente. In deze meerdere
vergaderingen wordt onder aanroeping van de Geest gesproken over
wat de kerk als geheel dient en wordt
|14|
daarover ook besloten. In de huidige structuur kennen we de
classicale vergadering (tussenlaag) en de generale synode.
• Het ‘met elkaar’ krijgt ook gestalte in het opzicht. De
gemeente die samenkomt rond de tafel van de Heer is een gemeente
die geroepen wordt een leven te leiden dat past bij het
evangelie. In het bijzonder geldt dit voor ambtsdragers. Immers,
de gemeente heeft hun een bijzonder ambt toevertrouwd. De kerk
oordeelt over haar eigen leden en met name over ambtsdragers. Dat
laatste gebeurt door onafhankelijke colleges.
De Protestantse Kerk is een ‘gestalte’ van de ene, katholieke kerk. Deze ene kerk is een gebroken kerk. Het hoort bij het DNA van de Protestantse Kerk om deze gebrokenheid te betreuren, en om zich in te zetten de eenheid te zoeken en te bevorderen. Het is verheugend dat de Protestantse Kerk zelf een verenigde kerk is. Deze vereniging vraagt echter een vervolg, plaatselijk, landelijk en internationaal. De Protestantse Kerk zet zich hier van harte voor in. Daarnaast is er ruimte voor verdere samenwerking als het gaat om de plaatselijke oecumene. In deel I B, paragraaf 3 is nader op dit thema ingegaan.