De samenhang van missionair en diaconaal werk kan blijken uit grote parallellie in de beschrijving van beide. Ord. 14-9 lijkt sterk op ord. 14-8. Uiteraard ligt het verschil in de inhoud van de opdracht. Bij diaconale arbeid gaat het om de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid, waarin de roeping aan de orde is zich in te zetten voor wie lijden en hen bij te staan in het zoeken naar vertroosting en gerechtigheid. De aanduiding van de oorzaken van dat lijden — ‘door armoede, onrecht, achterstelling en ziekte’ — is uiteraard niet beperkend bedoeld: ook, of misschien wel juist wie lijdt door ‘eigen schuld’ staat niet buiten de diaconale opdracht van de kerk.
In de beschrijving van de diaconale taken van de generale synode vindt men één extra taak in vergelijking tot de missionaire arbeid: waar het gaat om diaconaat komt al snel de overheid in beeld; waar nodig spreekt de generale synode overheid en samenleving aan op hun verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de gerechtigheid. Zie hiervoor ord. 1-3 (zie § 3.5).
Ook op diaconaal gebied zijn de gemeenten dus aangewezen op andere gemeenten en op de dienstenorganisatie bij de keuze van projecten, vanwege de verplichtingen die de kerk als geheel is aangegaan, maar meer nog vanuit de zaak zelf. Kerk en gemeenten hebben elkaar daarbij steeds weer nodig. Het is dus niet aan te bevelen dat een gemeente hier zonder overleg haar eigen gang gaat. Het is wel goed als zij jegens de dienstenorganisatie heel duidelijk maakt wat zij verlangt.