|317|
In ord. 14-5 wordt een mogelijkheid geopend die voor het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland in geen van de kerkordes geregeld was: de associatie. Ook in dit geval wordt op synodaal niveau een overeenkomst met een andere kerk gesloten, maar op één punt gaat de overeenkomst in elk geval een stap verder dan onder het regiem van ord. 14-4 mogelijk is: een geassocieerde kerk kan een afvaardiging hebben in ambtelijke vergaderingen van de kerk.
De mogelijkheid van een associatie is kerkordelijk vastgelegd toen bij het naderbij komen van de kerkvereniging duidelijk werd dat de Evangelisch-altreformierte Kirche in Niedersachsen (EAK) een eigen oecumenische weg voor zich zag. De EAK ontstond in de negentiende eeuw uit de Evangelisch-Reformierte Kirche (ERK) in Noordwest-Duitsland, in een beweging die in veel opzichten te vergelijken is met de Afscheiding (1834) die in Nederland met de Doleantie (1886) leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Sinds 1923 functioneerde de Evangelisch-altreformierte Kirche feitelijk binnen het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Parallel met het Samen op Weg-proces in Nederland groeide in Duitsland de toenadering tussen Evangelisch-altreformierte Kirche en Evangelisch-Reformierte Kirche. Om een mogelijk samengaan van deze kerken op langere termijn niet te ingewikkeld te maken, heeft men daarom besloten de relatie van de Evangelisch-altreformierte Kirche met de Protestantse Kerk in Nederland vorm te geven in een associatie. De Evangelisch-altreformierte Kirche heeft twee stemhebbende afgevaardigden in de synode van de Protestantse Kerk in Nederland. Omgekeerd heeft de Protestantse Kerk in Nederland één stem in de (veel kleinere) synode van de Evangelisch-altreformierte Kirche. Ook andere kerken kunnen een dergelijke associatie met de Protestantse Kerk in Nederland aangaan. Het zou ook kunnen gaan om gemeenten van andere kerken. Hier kan men met name denken aan migrantenkerken en -gemeenten, gemeenten van naar Nederland gekomen christenen uit andere landen. Een associatieovereenkomst tussen de Protestantse Kerk in Nederland en bijvoorbeeld een kerk van het presbyteriaanse of het lutherse type in Afrika zou er toe kunnen leiden dat een in Nederland bestaande gemeente van die kerk met stemrecht gaat participeren in een classicale vergadering hier. Het is de generale synode die tot een associatieovereenkomst kan besluiten. Aan een dergelijk besluit moet overigens een consideratieronde voorafgaan.
In het verlengde van een landelijke overeenkomst is een stukje concrete samenwerking op plaatselijk vlak goed denkbaar (ord. 14-5-3). Initiatieven binnen het hier bepaalde kunnen overigens heel goed van onderop komen. Plaatselijke kerkenraden die contact hebben met een migrantengemeente kunnen de hier genoemde mogelijkheden aan de orde stellen en zich desgewenst tot de synode wenden om de noodzakelijke stappen te nemen. Voor zover er op het moment van vereniging van de kerken in de Protestantse Kerk in Nederland op plaatselijk
|318|
niveau al sprake is van dergelijke samenwerkingsvormen en -overeenkomsten, blijven die uiteraard van kracht (ovb. 293 en 294, vgl. ovb. 47).