12.9.8 Dienstenorganisatie

De dienstenorganisatie is door de generale synode als kerkelijke instelling in het leven geroepen. Zij heeft dan ook eigen vermogensrechtelijke aangelegenheden. Toch kunnen ook deze vermogensrechtelijke aangelegenheden gerekend worden tot de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de kerk (zie § 12.9.2). Men kan dit vergelijken met de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de diaconie van

|285|

de gemeente, die tot de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente behoren. Doordat de dienstenorganisatie een aparte rechtspersoon is, worden de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de dienstenorganisatie duidelijk onderscheiden van de andere vermogensrechtelijke aangelegenheden van de kerk. Het bestuur van de dienstenorganisatie heeft een dubbele rol. Enerzijds verzorgt het als uitvoerend beheersorgaan de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de kerk, anderzijds heeft het als bestuur van een zelfstandig onderdeel zelfde zorg voor en de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de dienstenorganisatie.

Doordat de dienstenorganisatie als zelfstandig onderdeel van de kerk rechtspersoonlijkheid bezit, kan ze zelf geld werven voor bijvoorbeeld de missionaire en diaconale steunverlening. Op deze wijze is het ook voor externe instanties duidelijk dat de op die wijze geworven gelden niet door de kerk ten eigen bate kunnen worden gebruikt.

 

De generale synode heeft aan de dienstenorganisatie het ondersteunen van het werk van kerk en gemeenten opgedragen. Deze ondersteuning betreft met name de dienstverlening ten behoeve van de opbouw van de plaatselijke gemeenten, het werk van de classicale vergaderingen ter zake van vormen van gemeente-zijn, een deel van de opleiding en begeleiding van predikanten en kerkelijk werkers, de theologische arbeid van de kerk en de missionaire, diaconale en oecumenische opdracht van de kerk. Daarnaast ondersteunt de dienstenorganisatie ook het werk van en ten behoeve van de generale synode, de evangelisch-lutherse synode, de algemene classicale vergaderingen en haar organen van bijstand en colleges (G.R. dienstenorganisatie, art. 2; vergelijk de taak van het bestuur in art. 4 en ord. 4-28-5). De financiering van dit werk geschiedt enerzijds uit de gelden die de kerk voor dit werk ter beschikking stelt (uit quota en collecten), anderzijds uit giften en subsidies en dergelijke. De fondsenwerving behoort daarom ook tot de opdracht van de dienstenorganisatie (G.R. dienstenorganisatie, art. 2-2).

 

Alhoewel de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de dienstenorganisatie en de overige vermogensrechtelijke aangelegenheden van de kerk scherp worden onderscheiden en de rol van het bestuur ten aanzien van beide onderscheiden is, is in beide gevallen de generale synode eindverantwoordelijk. Ook bij het besturen van de dienstenorganisatie is het bestuur gebonden aan het door de generale synode vastgestelde beleid en de door de kleine synode vastgestelde begroting (G.R. dienstenorganisatie, art. 4-2, ord. 4-28-5). Bovendien, als orgaan van bijstand van de generale synode is het bestuur aan haar verantwoording schuldig (ord. 4-28-2).