Een kerkelijke tuchtmaatregel als bedoeld in ordening I art. 4
LKO, opgelegd voor 1 mei 2004 blijft van kracht, zolang de
maatregel niet ingetrokken of in beroep vernietigd wordt, met
dien verstande dat
- de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid
tot uitoefening van de rechten aan de leden der Kerk of der
plaatselijke gemeente toegekend, en de schorsing voor bepaalde of
onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot het aanvaarden van
kerkelijke ambten, betrekkingen of bedieningen als bedoeld sub c
en e geacht worden te zijn de schorsing voor bepaalde of
onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief
en passief kiesrecht;
- de vervallenverklaring van bovengenoemde rechten als bedoeld
sub d en f geacht wordt te zijn de schorsing voor onbepaalde tijd
in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief
kiesrecht;
- bij een maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd in de
waarneming van ambten, betrekkingen of bedieningen zonder dat
betrokkene losgemaakt is van de gemeente, resp. ontslagen is uit
de betrekking of bediening, op 31 augustus 2004 losmaking resp.
ontslag plaatsvindt, tenzij het bevoegde regionale college de
schorsing voor 1 september 2004 omzet in een schorsing voor
bepaalde tijd.