Deel II: Bijzondere overgangsbepalingen

 

Ordinantie 10

Een kerkelijke tuchtmaatregel als bedoeld in ordening I art. 4 LKO, opgelegd voor 1 mei 2004 blijft van kracht, zolang de maatregel niet ingetrokken of in beroep vernietigd wordt, met dien verstande dat
- de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van de rechten aan de leden der Kerk of der plaatselijke gemeente toegekend, en de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot het aanvaarden van kerkelijke ambten, betrekkingen of bedieningen als bedoeld sub c en e geacht worden te zijn de schorsing voor bepaalde of onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht;
- de vervallenverklaring van bovengenoemde rechten als bedoeld sub d en f geacht wordt te zijn de schorsing voor onbepaalde tijd in de bevoegdheid tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht;
- bij een maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd in de waarneming van ambten, betrekkingen of bedieningen zonder dat betrokkene losgemaakt is van de gemeente, resp. ontslagen is uit de betrekking of bediening, op 31 augustus 2004 losmaking resp. ontslag plaatsvindt, tenzij het bevoegde regionale college de schorsing voor 1 september 2004 omzet in een schorsing voor bepaalde tijd.