De behandeling van aanklachten of ernstige verdenkingen tegen ambtsdragers als bedoeld in art. 118 en 123 GKO wordt met ingang van 1 mei 2004 overgedragen aan het regionale college voor het opzicht als bedoeld in ord. 10-7-2, dat de behandeling van de desbetreffende zaken voortzet met toepassing van het bepaalde in overgangsbepaling 214.