Indien in een hervormde gemeente met een buitengewone visitatie
als bedoeld in ord. 11-3-3 HKO voor 1 mei 2004 een aanvang is
gemaakt in deze zin dat reeds gesprekken zijn gevoerd met de
kerkenraad of leden van de gemeente, zetten visitatoren hun
werkzaamheden ter zake voort, met dien verstande dat zij daarbij
handelen met inachtneming van het bepaalde in ord. 10.
Zij zijn – indien nodig - voor de duur van deze buitengewone
visitatie boventallig lid van het regionale college voor de
visitatie.
Deze overgangsbepaling is van overeenkomstige toepassing waar
voor 1 mei 2004 in een gereformeerde kerk of een
evangelisch-lutherse gemeente met een bijzondere visitatie een
aanvang is gemaakt.