De leden van de algemene kerkvoogdijraad worden voor het tijdvak
van 1951-1955 benoemd door de generale synode in haar vergadering
van 27 Maart 1951 en wel
drie leden naar vrije keuze, waarvan één uit de dienstdoende
predikanten der Kerk; en
zes leden op een enkelvoudige voordracht, opgesteld en vóór 1
Maart 1951 ingediend in gemeen overleg tussen het algemeen
college van toezicht en het hoofdbestuur van de vereniging van
kerkvoogdijen.