Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 16.

De leden van de provinciale kerkvoogdijcommissies worden voor het tijdvak van 1951-1954 vóór 15 April 1951 door de provinciale kerkvergadering benoemd en wel
twee leden naar vrije keuze;
vier leden op een enkelvoudige voordracht, opgesteld in gemeen overleg tussen het provinciale college van toezicht en het provinciale afdelingsbestuur van de vereniging van kerkvoogdijen;
één lid op een enkelvoudige voordracht, opgesteld in gemeen overleg tussen het algemeen college van toezicht en het hoofdbestuur van de vereniging van kerkvoogdijen.