De op 30 April 1951 aftredende quaestor-generaal zet, per 1 Mei 1951 onder toezicht van de generale financiële raad, zijn werkzaamheden voort tot 31 December 1951, terwijl naar het bepaalde in ordinantie 16-16-3 per 1 Januari 1952 in de bezetting van het quaestoraat-generaal wordt voorzien.