Artikel 14.
De bredere kerkvoogdij-organen.
De provinciale kerkvoogdij-commissies bestaan uit zeven leden, door de provinciale kerkvergadering voor de tijd van vier jaren benoemd uit de lidmaten der kerkprovincie en wel vier leden op enkelvoudige voordracht van tenminste vijftien colleges van kerkvoogden, een lid op een enkelvoudige voordracht van de algemene kerkvoogdijraad en twee leden naar vrije keuze.