Wordt het besluit, bedoeld in overgangsbepaling no. 284 eerst na 1 Februari 1951 genomen, dan wordt de naar de orde der Kerk door een ouderling in de zin van ord. 14-4-1 uit de betrokken gemeente te bezetten plaats in een classicale vergadering voorlopig door een der ouderlingen der gemeente ingenomen, met dien verstande, dat deze aftreedt, zodra tot benoeming van een ouderling in de zin van ord. 14-4-1 kan worden overgegaan.