Is vóór 1 Februari 1951 door kerkvoogden aan de kerkeraad schriftelijk medegedeeld, dat in beginsel besloten is tot aanpassing van het plaatselijk reglement op het beheer aan de bepalingen der nieuwe kerkorde, dan zijn de kerkvoogden, die bereid zijn als ouderling in de zin van ordinantie 14-4-1 op te treden, als zodanig benoembaar tot afgevaardigde naar de meerdere ambtelijke vergaderingen of tot lid van een kerkelijk orgaan, indien voor dat lidmaatschap de hoedanigheid van kerkvoogd vereist is.