Per 1 Mei 1951 of op het tijdstip waarop nadien het plaatselijk reglement op het beheer gewijzigd en in overeenstemming gebracht is met de kerkorde, treden de zittende mannelijke kerkvoogden als ouderlingen, die als zodanig de naam kerkvoogd dragen, in de kerkeraad, tenzij zij daartoe niet bereid of geen lidmaat der gemeente mochten zijn.