Artikel 9.
Werkzaamheden van de raad voor de pensioenen van kerkelijke medewerkers.
De raad heeft tot taak
toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van deze
ordinantie en de in art. 10 van deze ordinantie bedoelde generale
regeling;
het beheer en de administratie te voeren over de centrale kassen
en fondsen voor de pensioenen van degenen, die in een bediening
zijn gesteld en andere kerkelijke medewerkers en de uitbetalingen
daaruit te doen;
te waken over de met deze pensioenen verband houdende belangen
van Kerk en gemeenten en bijstand te verlenen bij de zorg
daarvoor; en
te verrichten wat haar in de ordinanties der Kerk verder tot taak
mocht zijn gesteld.