Bijzondere overgangsbepalingen.

 

Ordinantie 16.

In die gemeenten, waar het aantal zittende kerkvoogden groter is dan het aantal zittende ouderlingen, treden — tenzij de kerkeraad anders besluit — niet meer kerkvoogden als tot kerkvoogd aangewezen ouderling op, dan er reeds ouderlingen in de kerkeraad zitting nebben, terwijl in dat geval de kerkvoogden, wier plaatselijk reglement aan de nieuwe kerkorde is aangepast, — zo nodig in een gecombineerde vergadering — bepalen, wie van hen als ouderling optreden.